IN DE BONTEN OS TE MONNIKENDAM.
De restauratie van een cathedraal is voor den architect, toegerust met liefde voor
een oud monument, prachtig werk. Niet minder is zulks het geval met de poging
tot behoud van de kleinkunst in de architectuur, de kleine, fijne oude geveltjes. Men
behoeft nu niet alles te bewaren, er moet op z'n tijd ook eens iets opgeruimd worden
als 't niet anders kan, doch het behoud van een gevel, een pui van een soort of uit
een tijd waarvan nagenoeg niets meer over is, geeft een groot genot. En 't is daarbij
zoo leerzaam. Want geen beter methode tot begrijpen van constructieleer en ontstaan
van stijlvormen dan het uit elkaar nemen en weer inpassen van de bouwdeelen.
Het huisje In de Bonten Os staat aan den hoofdweg door Monnikendam, waar
de stoomtram Amsterdam, Broek, Monnikendam, Edam langs gaat. Dat is met een
kleine zwenking naar rechts, via Volendam, Marken, de bedevaartsweg der Amerikanen.
Is als regel bij oude gevels het onderdeel verminkt, hier was juist het omgekeerde het
geval. De bovengevel is ongetwijfeld een trapgevel geweest, van de soort zooals er
in Monnikendam eenigen staan. Het zou dus niet moeilijk zijn een top te maken
zooals deze naar groote waarschijnlijkheid ongeveer is geweest. Aangezien men met zulk
een experiment toch niet anders tot stand kan brengen dan een valsche antiquiteit,
een misleidend stuk studiemateriaal voor vreemdeling en nageslacht, is aan den top
niet meer gedaan dan eenig noodzakelijk herstellingswerk.
Met de pui was 't anders gesteld. Een echte onderpui uit de eerste jaren der 17e
eeuw is in ons land hoogst zeldzaam. Hoe gaaf deze pui in den vorm was, niet aldus
in de kwaliteit. De stijlen en dorpels, zware blokken eikenhout waren aan de buiten
zijde hard, doch daarachter gelijk gemalen kaneel. Eenige stijlen knikten naar binnen,
zoodat de gevel eiken dag op straat kon vallen. De gevel is gestut, de pui er onder
uitgehaald, gerepareerd en er weer onder gezet. Dat klinkt heel eenvoudig, doch de
praktijk is wel eventjes anders. Elk stuk dat slechts even bruikbaar was, is er weer
ingegaan, van een lascheind of nieuwe houtverbinding voorzien. Het huisje was bepaald
oorspronkelijk voor een slager gebouwd. In een buitengemeen fijn gesneden kalf staat
LOOFT GOD BOVEN AL, in twee woorden afgebroken en waartusschen twee
mannen, bezig zijn een os te slachten. Dit kalf gaf heel eigenaardige technische
bezwaren. Toen het eruit was en op de werkbank lag, was 't zoo door den houtworm
verteerd, dat het niet veel kracht vergde om een potlood of dergelijk artikel door
het eikenhout te prikken. De voorzijde, met verf bekleed geweest en aan het weer
blootgesteld was zooals dit meer voorkomt, hard gebleven. Het zit nu met een groote
groef en messing op een zwaar eikenhouten kalf en kan nu weer eenige menschen-
geslachten mede. In den deurdoorgang zijn nieuwe klauwstukken gezet, in de zwikken
waarvan is aangegeven wanneer zij gemaakt zijn, REPAR. 1923. De luiken hebben
nog iets bijzonders. Deze draaien niet opzijde, doch boven en onder, voor een winkeltje
erg nuttig. In open stand staan zoowel de onderste als de bovenste helft op haken
horizontaal. De onderste is dan uitstalling voor winkelwaar, de bovenste afdekking
daarvan.
Bussum, Jan. 1925. A. A. KOK, architect.
WERKZAAMHEDEN VAN DEN BOND HEEMSCHUT.
A 's gebruikelijk geven wij hieronder een kort overzicht van de belangrijkste zaken
door het Dagelijksch Bestuur behandeld.
Hiertoe aangezocht door het Gemeentebestuur van 's Gravenhage werd tot lid van de
Monumenten-Commissie aldaar aangewezen de architect R. C. MAUVE te's Gravenhage.