GELDERLAND
Adres secretariaat Guyotstraat 1
6524 AVNijmegen
Samenstelling van de commissie
(per 31 december 1996)
mr. W.W. Hopperus Buma, voorzitter
mw. drs. M. Jetten, secretaris
drs. G.J. de Maret Tak, penningmeester
drs. V.M.J.A.N. Collette
A.A.E.M. Gijsbers
R. Lureman
M. Niemeijer
R.E. Reissenweber
ir. G.G.L.M. Cremers, technisch adviseur
R. Siebers, technisch adviseur tbv de dijkversterkingen
mw. Ch.G. Rambonnet-Sloet van Oldruitenborgh,
PR-medewerker
Mutaties in de commissie
In het verslagjaar 1996 onderging de commissie
nauwelijks wijzigingen. De sinds medio 1994
openstaande vacature voor een tweede technisch
adviseur is nog steeds vacant. In oktober maakte de
commissie kennis met mevrouw drs. M.E. Koning,
kunsthistorica, die bereid is gevonden het komende
jaar de PR-activiteiten over te nemen. Ook is de
commissie op zoek gegaan naar een opvolger voor
voorzitter mr. W.W. Hopperus Buma, nadat deze in
de zomer te kennen gaf de fakkel op niet al te lange
termijn te willen overdragen.
Vergaderingen
De provinciale commissie Gelderland vergaderde
in 1996 zevenmaal, te weten op 5 februari, 11 april,
24 mei, 4 juli, 27 augustus, 11 oktober en 12 november.
Opgemerkt moet worden dat de meeste vergaderingen
bijzonder waren. Zo was de commissie 11 april te gast
in Beek-Ubbergen en werd een kleine excursie
gehouden in Ooy en Erlecom, waar dijkverzwarings
werkzaamheden volop aan de gang waren. Voorts
verzorgde de heer P. de Leeuw, van de Stichting tot
Behoud van Monument en Landschap, een dialezing
over monumenten in de gemeente. In juli was de
commissie te gast in het gemeentehuis te Twello
(gemeente Voorst). Burgemeester J. van Blommestein
eri beleidsmedewerker monumenten, de heer B.
Harmsen, trakteerden de commissieleden op een
interessante bustocht door de gemeente. In mei mocht
de commissie vergaderen in het onlangs gerestaureerde
landhuis de Wychert te Berg en Dal, een schepping
van architect J. Hanrath uit 1907. Na een kleine
rondleiding door de eigenaar werd een bijeenkomst
gehouden voor leden van monumentencommissies
namens Heemschut in Gelderland. Een vervolg op
deze avond vond plaats op 11 oktober. In augustus
werd een hele vergadering gewijd aan de beleids
notitie Heemschut-Gelderland op weg naar het jaar 2000
van de hand van de heer A. Gijsbers. De bedoeling van
het stuk was om allerlei zaken binnen de provinciale
commissie Gelderland een keertje op een rij te zetten.
Er is een inventarisatie gemaakt van voornemens en er
is getracht een beeld te schetsen van de daarbij te
verwachten knelpunten. Eén en ander zal een vervolg
krijgen in de komende jaren. In november tenslotte
was het lid van het dagelijks bestuur, de heer mr.
G.M. van Oerle, bij de vergadering aanwezig en legde
zijn oor te luisteren bij de commissie. Aan de orde
kwam het probleem van de toegenomen werkdruk en
professionalisering waaraan met té weinig mensen en
té weinig middelen het hoofd moet worden geboden.
Punten die ook in de genoemde beleidsnotitie
terugkomen.
Gevallen
Gelders riviergebied, dijkversterkingen
Alle dijken met een doorbraakffequentie lager dan
1:100 moesten in 1995/1996 worden versterkt in het
kader van de Deltawet voor de grote rivieren
(DWGR), ook wel Noodwet genoemd. De totale
lengte in Gelderland van 91,3 km werd opgesplitst in
24 dijkvakken, verdeeld over 6 waterschappen.
Geschatte kosten 300 miljoen. Binnen de Noodwet
moesten de dijkversterkingen worden uitgevoerd
conform de aanbevelingen van de commissie Boertien
I en het GRIP (Gelders rivierdijkenplan) wat in ieder
geval het voordeel opleverde dat er zorgvuldiger met
de LNC-
waarden (Landschap-, natuur- en cultuurhistorische
waarden) werd omgesprongen dan in het verleden.
Niet in de laatste plaats omdat er, in verband met de
versnelde uitvoering, meer financiële speelruimte was.
Dat dit ook op het gebied van besluitvorming een
hectisch karwei was, laat zich raden. De deelname van
Heemschut in al de advies/communicatiegroepen was
dan ook zeer arbeidsintensief. Zo bezocht Heemschut
72 vergaderingen en 18 hoorzittingen, buiten het
overleg met aanverwante organisaties, de vele terrein-
bezoeken en het bijwonen van symposia en work
shops. Ondanks dat zorgvuldiger met cultuurhistorie
werd omgesprongen binnen de Noodwet, was het
opvallend dat men op het gebied van dijkbebouwing
in eerste instantie meer rekening hield met de
landschappelijke en natuurwaarden dan met cultuur
historische waarden. Men ging er over het algemeen
van uit dat dijkbebouwing pas bescherming verdiende
als het op de rijks- of gemeentelijke monumentenlijst
voorkwam. Men ging er ten onrechte van uit dat nieuw
bouw voldoende compensatie bood voor het slopen
van beeldbepalende en karakteristieke dijkwoningen.
De tendens was dan ook om in eerste instantie niet of
nauwelijks uitgekiende oplossingen te presenteren bij
niet door de wet beschermde bebouwing.
20