VI College van technisch adviseurs
Algemeen Bewakings- en beschermingsbeleid
Samenstelling van het College van technisch
adviseurs
mr. E. Dienaar, voorzitter
drs. J.P.J. van der Haagen,plv. voorzitter
ir. L.W. Barneveld, Groningen
P. Prins, Friesland
ing. Sj. Jantzen, Drenthe
ing. L.S. van Leeuwen, Overijssel
ir. G.G.L.M. Cremers, Gelderland
ing. P.D. van Vliet, Utrecht
ing. A.L. Lourijsen, Noord-Holland
A.C. Bitter, Zuid-Holland
ir. E.H. Goppel, Zuid-Holland
ing. H.H.M. Strijbos, Noord-Brabant
ing. L. de Visser, Noord-Brabant
ir. K.J.C. Merks, Limburg
Mutaties in het College
In het verslagjaar werd tot technisch adviseur voor
Zeeland de heer H. Goedegebure te Zierikzee
benoemd, als opvolger van de heer ing. P.C. Ingen
Housz.
Voor de provincies Gelderland en Noord-Holland
bestaan nog vacatures voor tweede adviseurs.
Vergaderingen
De technisch adviseurs kwamen te Amsterdam in
vergadering bijeen op 1 mei, 14 augustus en
7 november.
Bescherming van cultuurmonumenten, zowel
monumentale objecten als monumentale gebieden, is
het statutaire hoofddoel van de Bond Heemschut.
Algemene vraagstukken op dit gebied werden op de
vergaderingen van de technisch adviseurs besproken.
Van het besprokene vond uitgebreide verslaggeving
plaats. Deze verslagen werden ook ter kennis van de
leden van het dagelijks bestuur gebracht.
In 1995 stonden de vergaderingen wederom vooral in
het teken van gemelde probleemgevallen, waarmee de
provinciale commissies en de technisch adviseurs
werden geconfronteerd.
De ontwikkelingen en voorgang inzake het nationale
ruimtelijke, het architectonische en het
landschappelijke kwaliteitsbeleid, werden op de voet
gevolgd.
Juridisch en bestuurlijke zaken, zoals naleving en
handhaving van de Monumentenwet 1988, de
verhouding tussen de milieuwetgeving en de
Monumentenwet, procedure-aangelegenheden en
strafrechtelijke ontwikkelingen passeerden de revue.
Grootschalige bouwplannen binnen beschermde
stadsgezichten, zoals te Groningen, Haarlem,
Amsterdam en Maastricht, vroegen om bespreking
binnen het College van technisch adviseurs.
Opmerkelijk is ten deze het verschil in zienswijze dat
zich nogal eens voordoet tussen de RdMz en de Bond
Heemschut. Overleg ter zake wordt zeer wenselijk
geacht.
Ook de samenstelling en het functioneren van de
gemeentelijke monumentencommissies en het
landelijke onderzoek dat in het verslagjaar werd
ingesteld naar het praktisch functioneren van deze
commissies werd weer vaak aan de orde gesteld.
Ook de voortgang van de rivierdijkversterking
(noodwet) en de natuurontwikkelingsprojecten in
relatie tot aanwezige historisch-geografische waarden
werden ter tafel gebracht.
Nieuwe beleidsinstrumenten als de cultuurhistorische
verkenningen en de cultuurhistorische effect
rapportages werden onmisbaar geacht wanneer
grootschalige ruimtelijke ordenings- en inrichtings
plannen in voorbereiding worden genomen.
Het informatie- en meldingssysteem in het kader van
de monumentenbewakingstaak van de Bond
Heemschut als ideële monumentenwacht vertoont
nog gebreken. Gedachtenwisseling vond plaats over
de aan te brengen verbeteringen, De door de Bond
Heemschut gewenste intensivering van de contacten
met de provinciale medewerkers van de RdMz laat te
wensen over.
De noodzaak van meer bouwhistorisch en stedebouw
kundig onderzoek, alvorens tot vergunningverlening
wordt overgegaan, werd wederom benadrukt, evenals
de noodzaak van het instellen van haalbaarheids
onderzoek ter bevordering van hergebruik van
historisch waardevolle panden.
Het initiatief tot het oprichten van een Nationale
Monumentenbeurs te Apeldoorn, teneinde vraag naar
en aanbod van monumentale panden te signaleren en
registreren werd door de Bond Heemschut
toegejuicht.
46