VI College van technisch adviseurs en algemeen en
landelijk beschermingsbeleid
Samenstelling van het College van technisch
adviseurs
mr. E. Dienaar, voorzitter
drs. J.P J. van der Haagen, plv. voorzitter
ir. L.W. Barneveld, Groningen
ing. Sj. Jantzen, Drenthe
dhr. B. Meffert, Overijssel
ir. G.G.L.M. Cremers, Gelderland
ing. A. Reitsma, Gelderland
ing. P.D. van Vliet, Utrecht
ing. A.L. Lourijsen, Noord-Holland
dhr. A.C. Bitter, Zuid-Holland
ir. F. Goppel, Zuid-Holland
ir. R.M.Th. Adriaansens, Zeeland
ing. L. de Visser, Noord-Brabant
ing. H.H.M. Strij bos, Noord-Brabant
ir. K.J. Merks, Limburg
Mutaties in het College van technisch
adviseurs
In het verslagjaar werden wij in oktober zeer getroffen
door het overlijden van de technisch adviseur voor de
provincie Overijssel, de heer B. Meffert, die in
september wegens een ernstige ziekte zijn functie had
moeten neerleggen. De heer Meffert is sedert de
oprichting van het College in 1974 lid geweest. Voor
zijn buitengewone verdiensten werd hem door het
algemeen bestuur de Ton Koot-penning toegekend.
De heer ing. L.S. van Leeuwen te Zwolle volgde de
heer Meffert op als technisch adviseur voor Overijssel.
De heer ir. R.M.Th. Adriaansens die werd benoemd
als voorzitter van de provinciale commissie Zeeland
trad daarom in het verslagjaar af als technisch adviseur
voor Zeeland. De heer ing. P.C. Ingen Housz te
Koudekerke volgde hem op als technisch adviseur.
Voorts kon in de vacature voor een technisch adviseur
in Friesland worden voorzien door de benoeming van
de heer P. Prins te Molenend.
Vergaderingen
De technisch adviseurs kwamen te Amsterdam in
vergadering bijeen op 23 maart, 14 juni en 4 oktober.
Ontwikkelingen op het terrein van de ruimtelijke
ordening, monumentenbehoud, stads- en dorps
vernieuwing, architectuur en stedebouw, en de
regelgeving inzake bouwen, slopen en aanleggen
werden in de vergaderingen kritisch besproken.
In het tijdschrift Heemschut werd in het aprilnummer,
ter gelegenheid van het 20-jarig bestaan van het
College van technisch adviseurs, een vraaggesprek
met de technisch directeur gepubliceerd over de
geschiedenis en de werkzaamheden van dit technisch
college. Het hoe en waarom van stellingnemen tegen
dreigende aantastingen van historisch-ruimtelijk
waardevolle objecten en structuren kwam in het
vraaggesprek centraal te staan.
Indien de Bond Heemschut een ruimtelijk manifeste
cultuuruiting een historisch waardevolle getuigenis acht,
beschouwt hij deze uiting als een cultuurmonument,
waarvoor zowel objectgericht als gebiedsgericht
effectieve maatregelen van bescherming genomen
dienen te worden
Dit door het algemeen bestuur aanvaarde centrale
beleidsuitgangspunt vormt de grondslag van de
werkzaamheden van het College van technisch
adviseurs.
In 1993 stonden de vergaderingen vooral in het teken
van het onderzoek dat het ministerie van WVC liet
verrichten naar de feiten omtrent de staat van de
monumenten om vervolgens de financiële opgave voor
het beleid op het terrein van de monumentenzorg tot
het jaar 2005 te kunnen vaststellen. De financiële
tekorten zijn enorm, terwijl de belangstelling voor de
monumenten alom is toegenomen. In een open brief
aan de minister van WVC sprak de Bond Heemschut
de gerechtvaardigde verwachting uit dat door haar
toedoen de talloze in verval geraakte monumenten van
cultuur binnen afzienbare tijd in een goede staat
zouden worden gebracht middels een substantiële
verhoging van het rijks restauratie-budget (de tekst
van de brief is hieronder integraal afgedrukt). Met dit
zeer verdienstelijke WVC-onderzoek werd een
mijlpaal bereikt in de geschiedenis van de
monumentenzorg. De restauratiebehoefte werd
vastgesteld; een op te stellen Strategisch plan voorde
Monumentenzorg zal de remedie moeten zijn.
Ook de nieuwe taakstelling voor de Rijksdienst voor
de Monumentenzorg na de inwerkingtreding van de
Monumentenwet 1988, verwoord in een interne
beleidsnota Hora est, was onderwerp van bespreking.
De historisch-ruimtelijke kwaliteitszorg ziet de
Rijksdienst als nieuwe hoofdzaak na de decentralisatie
40