terughoudendheid van de gemeente Amsterdam ook
in 1993 nog altijd niet tot stand kwam.
Het concept beleidsplan Binnenstad werd bestudeerd
en gaf gelukkig geen aanleiding tot het maken van
opmerkingen.
Het tervisie gelegde ontwerpbestemmingsplan 1de
herziening Overtoomstrook noopte in verband met
nieuwbouwplanning ten behoeve van de jeugdherberg
aan het Zandpad, gelegen aan het Vondelpark, tot een
adhesiebetuiging aan het door de Stichting Stop
Aantasting Vondelpark ingediende bezwaarschrift.
De in het jaarverslag 1992 uitgesproken verwachting
dat de financiële ondeugdelijkheid de planopzet voor
de grootschalige stedelijke vernieuwingsplannen langs
het IJ zou doen mislukken, werd bewaarheid. Het
planontwikkelingsproces raakte in een impasse.
Tezamen met de Vereniging tot behoud van het
IJsselmeer werd het voornemen om in het IJ-meer een
nieuw stadsdeel te bouwen - na ophoging en
aanplemping - aan de kaak gesteld. Al in 1989 verzette
Heemschut zich tegen stedelijke ontwikkelings
plannen in het IJ-meer. De plannen voor de bouw van
een hoogbouwtoren te Sloterdijk (Larmag-toren) van
circa 210 meter, met visueel-ruimtelijke gevolgen
voor de Amsterdamse binnenstad en voor Waterland,
werden in 1993 wederom bestreden, nu tot twee maal
toe bij Gedeputeerde Staten van Noord-Holland.
Gedeputeerde Staten handhaafden hun standpunt dat
gezien de planologische ingrijpendheid van het
bouwplan de bouwplanprocedure onaanvaardbaar is
en dat slechts een bestemmingsplanprocedure
uitsluitsel over de planologische aanvaardbaarheid
kon bieden.
De sloop- en nieuwbouwplannen voor het gebied
gelegen tussen de Nieuwezijds Kolk, Nieuwendijk,
Nieuwe Nieuwstraat en Nieuwezijds Voorburgwal
hielden de gemoederen ook dit jaar weer volop bezig.
Nadat Burgemeester en Wethouders de gevraagde
monumentenvergunningen hadden geweigerd, werd
door de desbetreffende projectontwikkelaar
grotendeels aan de monumentenbezwaren tegemoet
gekomen door restauratieplannen voor zes,
demontage- en herbouwplannen voor drie, en
verplaatsingsplannen voor twee monumenten in te
dienen. Hiermee werd bereikt dat de elf in het geding
zijnde rijksmonumenten in ieder geval behouden
konden blijven, weliswaar twee helaas niet op de
oorspronkelijke plaats. Voor de nieuwbouwplannen
kon nog geen bouwvergunning worden verleend ten
gevolge van eveneens nog aanwezige planologische
belemmeringen.
Voorts diende de Bond Heemschut nog in het geweer
te komen tegen de dreigende sloop van het
monumentale pand Kleersloot 7; het nieuwbouwplan
nabij de Muiderkerktoren; het interieure restauratie
plan voor de Oude Kerk; het sloopplan in het kader van
de stadsvernieuwing voor de panden Ceintuurbaan
3 56-366; en het interne verbouwingsplan voor de
monumentale panden aan de Weesperzijde 32-33.
ZUID-HOLLAND
Samenstelling van de commissie
mr. C.J. Vogel, voorzitter
drs. J.E. van Teylingen, penningmeester
mr. E. Loesberg, secretaris
ir. D. van der Veen, vice-voorzitter
ir. M. Tillema, tweede secretaris
ir. V.J.J.A. Gijsbers, tweede penningmeester
drs. J.J. Bollebakker
ir. J. Fens
P. Gort
drs. L.H. van der Meule
drs. J.E. de Rooy
A.C. Bitter, technisch adviseur
ir. F.H. Goppel, technisch adviseur
M. van Asten,pr-functionaris
Mutaties in de commissie
In de loop van 1993 verliet de heer mr. E. Loesberg
de commissie vanwege het aannemen van een
dienstbetrekking in het oosten van het land. De heer
ir. M. Tillema werd hierop tot waarnemend secretaris
benoemd.
De heer mr. S. van Haersma Buma versterkte de
commissie als lid.
Inleiding
Op 1 januari 1988 is de Monumentenwet 1988 in
werking getreden. De zorg voor ons monumenten
bestand is krachtens die wet in belangrijke mate
gedecentraliseerd naar de gemeenten.
In verband met deze gewijzigde situatie heeft het
bestuur van de Bond Heemschut, in overleg met de
provinciale commissies van Heemschut, besloten de
activiteiten van Heemschut zoveel mogelijk te
decentraliseren naar de commissies, ook in financieel
opzicht. Besloten werd, dit proces geleidelijk te doen
verlopen. De gevolgen daarvan werden in de loop van
1993 merkbaar. In de eerste plaats richten de
activiteiten van de commissie zich uiteraard op het
behoud van monumenten. De gevallen-behandeling
neemt in de vergaderingen van de commissie een
centrale plaats in. Wij streven daarnaast naar het
verbeteren van de band met de leden van de Bond
Heemschut in de provincie Zuid-Holland. Voorts
proberen wij het ledenbestand te vergroten, al ligt hier
zeker ons inziens een primaire taak bij het bestuur.
Het verbeteren van de naamsbekendheid heeft even
eens onze aandacht, evenals het opzetten van een net
werkvan correspondenten. Via deze correspondenten
hopen wij tijdig op de hoogte te worden gesteld van
plaatselijke ontwikkelingen ten aanzien van
monumenten.
Kortom er wordt van onze commissie de komende
jaren een grote activiteit verwacht. In dit verslag is nog
22