4 Als waarnemend Voorzitter is de heer G. A. Pos met den len Secretaris den 7 Mei 1912 door H. M. de Koningin in audiëntie ontvangen. Zij mochten van H. M. vernemen, dat zij voor het streven van den Bond groote belangstelling heeft. De Algemeene Vergadering van 8 Mei 1912 besloot tot het instellen eener Commissie, welke door het Bestuur in zaken van bouwkunst kan worden ge* raadpleegd. In deze Commissie is de Maatschappij tot bevordering der Bouwkunst vertegenwoordigd door den heer Jan Stuyt, architect te Amsterdamde Bond van Nederlandsche Architecten door den heer H. van der Kloot Meyburg, architect te Voorburg het Genootschap Architectura et Amicitia door den heer Maurits Plate, architect te Amsterdam en de Vereeniging Bouwkunst en Vriend? schap door den heer Albert Otten, architect te Rotterdamterwijl ook de bestuursleden K. P. C. de Bazel, architect te Bussum; J. H. W. Leliman, architect te Amsterdam en A. W. Weissman, architect te Amsterdam in de Commissie zitting hebben. Reeds werd, zoo door openbare lichamen als door bijzondere personen, over ontwerpen het oordeel der Commissie gevraagd. De Commissie overweegt tevens het uitgeven van goede voorbeelden voor gebouwen ten plattelande. Het tegengaan van ontsiering, in de Statuten als de eerste taak van Heem? schut genoemd, was in het afgeloopen jaar een der voornaamste bemoeiingen van den Bond. Met voldoening kan worden gewag gemaakt van het tot stand komen eener verordening tot het weren van inbreuken op natuurschoon in Noord?Holland. Het voorstel daartoe werd in de Provinciale Staten gedaan door hun medelid Mr. K. Hazelhoff Roelfzema. Heemschut heeft, door het uitlokken van een adresbeweging ten gunste van het voorstel, de aanneming trachten te bevorderen. De verordering werd vastgesteld bij besluit der Staten van Noord?Holland van 16 Juli 1912, goedgekeurd bij Koninklijk besluit van 20 September 1912 No. 40 en is in werking getreden op 10 October 1912. Daar de reclameborden, die op het tijdstip van het in werking treden der verordening aanwezig waren, tot 1 Januari 1914 mogen blijven staan, zal men ze pas het volgend jaar zien verdwijnen. Het plaatsen van nieuwe wordt echter door de verordening belet; reeds werd in verscheidene gevallen een strafvervolging ingesteld, die met veroordeeling van den overtreder eindigde. In de Provincie Zeeland werd eene verordening als de Noord?Hollandsche den 22 November 1912 vastgesteld. Ook hier heeft Heemschut door adressen tot het aannemen pogen mede te werken. De Provinciale Staten van Zuid?Holland, Utrecht en Gelderland overwegen verordeningen in denzelfden geest. In andere provinciën acht men een wet, die voor het geheele Rijk geldt, verkieslijk. In de zitting van de Tweede Kamer der Staten?Generaal van 31 Januari 1913 vroeg de heer Jhr. Mr. H. W. van Asch van Wijck om wettelijke maatregelen tegen de ontsiering van stad en land. De Minister van Binnenlandsche Zaken erkende, dat het vraagstuk der ontsiering door reclames de aandacht der regeering verdient, omdat die ontsie? ring vaak ergelijk is. Alvorens een wetsontwerp in te dienen, wilde hij echter de Gedeputeerde Staten der verschillende provinciën hooren. Laat ons hopen, dat hun advies gunstig zal zijn.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Jaarverslag 1912-1923, 1990-2014 | 1913 | | pagina 4