ontwikkeling van het voormalige Batavia nodig is te achten. In paragraaf 3 van het voorgaande hoofdstuk werd verteld, hoe men zich buiten de ommuurde oude stad ging vestigen. De landhuizen ten Oosten en ten Westen van de stad hadden echter geen langdurig bestaan. Omstreeks het midden van de negentiende eeuw waren zij practisch alle verdwenen of ver laten. Men ondervond, dat zij toch nog te dicht bij de kust waren opgetrokken. Zoals reeds vermeld werd, schoot de technische kennis te kort om dit gebied te saneren en malaria- vrij te maken. Het is erg jammer, dat wij ons thans door gebrek aan exacte gegevens, geen juiste voorstelling van deze landhuizen kunnen maken. We zijn aangewezen op overge leverde afbeeldingen. Die van Rach, welke het landhuis aan de Zuidzijde van de Jacatraweg, dat waarschijnlijk door G. G. Van Der Parra vanaf 1761 gedurende de eerste jaren van zijn bewind bewoond werd, in beeld brengt, is vrij duidelijk. De middenpartij van het hoofdgebouw vertoonde qua architec tuur nogal veel overeenkomst met het huis van Reinier De Klerk aan Molenvliet, dat we nog zullen bespreken. Verder had het ter weerszijden naar voren springende vleugels, welke topgevels met gezwenkte lijsten vertoonden. Naast elk van die vleugels zijn op de tekening lage gebouwtjes met zuilen te zien. Misschien waren dat koepeltjes of speelhuisjes. Aan de voorkant was de toegang tot het erf, welke over een brug bereikt werd, geflankeerd door monumentale hekpilonen met overdreven barocke vormen (Afb. 14). Een waterverftekening, waarschijnlijk vervaardigd door Capt. J. George die in 1811 tezamen met Capt. Taylor verschillende tekeningen van Batavia'se stadsgezichten maakte, toonde een ander landhuis aan de Jacatraweg Evenals het huis, dat door Van Der Parra bewoond werd, had het hoofdgebouw van dit pand een verdieping. Aan beide kanten bevonden zich naast het hoofdgebouw paviljoenachtige bouwsels zonder verdieping. Merkwaardig waren de gebroken Mansardkappen, Deze tekening behoorde tot de collectie van Jhr Feith, welke verzame ling helaas verloren ging (zie hoofdstuk VIII). 92

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1954 | | pagina 95