bepaalde richting gaf, komen we nog nader te spreken.
Daendels bestreed krachtig de corruptie onder de ambtenaren,
die hij beter ging bezoldigen, zoals reeds vóór hem was be
pleit. Zelf was hij echter niet van hebzucht vrij te pleiten.
Wel is waar verbood hij herendiensten, welke aan ambtenaren
werden bewezen, maar, waar hij zulks in het belang van de
staat nodig achtte, verzwaarde hij de herendiensten eerder dan
ze te verzachten, zoals b.v. bij de aanleg van de grote post
weg over Java. Java bevond zich door de gebeurtenissen in
Europa en de oorlog in moeilijke omstandigheden. Men was,
wat de handel betreft, aangewezen op neutrale landen. Zonder
daarmede rekening te houden heeft Daendels voor uitvoering
van zijn vérstrekkende plannen te veel van de draagkracht
van het land gevergd. Zijn financiële politiek was roekeloos,
door herhaalde uitgifte van absoluut onvoldoende gedekt
papiergeld en oplegging aan ambtenaren en burgers van zware
heffingen. De wijze, waarop hij aan geld trachtte te komen
door verkoop van landerijen soms hele gebieden met
heerlijke rechten aan particulieren (vooral Chinezen), was in
flagrante strijd met de nieuwere inzichten t.a.v. koloniaal
beheer, waarbij het belang van de autochthone bevolking
voorop dient te staan. Door zijn despotisch en ontactvol op
treden tegenover de Javaanse vorsten, verloor hij niet alleen
hun steun, maar veroorzaakte tevens de grootste moeilijkheden
en onrust. Toen herhaaldelijk ernstige klachten over zijn be
wind tot Europa doordrongen, verving Napoleon, na de in
lijving van Holland, Daendels als Gouverneur-Generaal door
J. W. Janssens. Deze moest zijn taak onder uiterst moeilijke
omstandigheden aanvaarden. Het is dan ook niet te verwon
deren, dat, toen de Engelsen opnieuw, maar met veel aan
zienlijker macht, kwamen opzetten, Janssens na wanhopige
pogingen zich te handhaven, tot de capitulatie van Toentang
bij Salatiga, waarheen hij in uiterste benauwenis was terug
getrokken, na enige keren overgave te hebben geweigerd, werd
gedwongen op 18 September 1811.
Zeer in het kort is hiermede het verloop van de geschiedenis
van medio achttiende eeuw tot het Engelse tussenbestuur ge
schetst, beperkt tot datgene wat voor een juist begrip voor de
91