laatsheid". Hij bevroedde ook reeds, dat in het water onzicht
bare „beesjes" leven, die ziekten veroorzaakten, waarom hij
aanbeval het water te koken.
Andries Cleyer, die overigens een weinig hoogstaand karakter
had, maakte zich verdienstelijk op het gebied der medicinale
gewassen en de chemische zijde van de geneeskunde. Zijn
tuinman, Georg Meister gaf na terugkeer in Duitsland te
Dresden een boek uit, getiteld: „Der Orientalische-Indianische
Kunst und Lust-Gartner". Vele bewoners van Batavia be
oefenden de botanie, meestal als liefhebberij tuiniers. In dit
verband moet genoemd worden de eminente botanist en ge
leerde Rumphius (Georg Everhard Rumf), die echter geen Ba-
taviaan was, maar van 1653 tot zijn dood in 1702 te Ambon
woonde, doch met Batavia'se geleerden in correspondentie
stond.
Ook de geschiedschrijving werd beoefend.
Het zal de lezers aan de genoemde namen reeds zijn opge
vallen, dat onder de personen, die te Batavia op een hoger
geestelijk niveau leefden, verscheidene buitenlanders waren,
vooral veel Duitsers. Ook onder de hoogste Compagnie's die
naren bevonden zich buitenlanders: zoals b.v. de Gouverneurs
Generaal Rijklof Van Goens en Baron Van Imhoff, die van
Duitse afkomst waren.
Onder de Europeanen te Batavia waren veel amateurs op
muziekgebied. Ook waren er orkestjes van slaven, die de stem
ming er in moesten houden gedurende feestmaaltijden en bij
het spelevaren het z.g. orembaaien in de maneschijn,
waarvan men veel hield. Het peil van de muziek-beoefening
was echter in het algemeen beneden de middelmaat. Hetzelfde
was het geval met de beoefening van de poëzie. Het was
meest gelegenheidsrijmelarij bij verjaardagen en bruiloften en
zelfs op grafschriften. In ambtelijke rapporten vindt men
soms poëtische ontboezemingen. Letterkundig proza ontbrak
practisch geheel.
Bij de beoordeling van de intensiteit van het geestelijk leven,
dient men niet te vergeten, dat ook heden ten dage slechts een
Van Javaans: rombaja spelevaren.
83