drost Vincent van Moock een naar hem genoemde vaart uit de Tjisidane naar de Angké gegraven. De aanleg der genoemde vaarten is bepalend geweest voor de ontwikkeling van Batavia. Men slaagde er echter niet in de watertoevoer en de afvloeiing afdoende te verzekeren. In 1680 werd de stads-westergracht doorgetrokken tot aan zee (Moeara Pegantoengan). In 1682 werd de vrijmanshaven met deze nieuwe „Galgenrivier" verbonden (zie plattegrond achter in dit boekje). Van Imhoff trachtte de waterstaatkundige toestand van Ba tavia te verbeteren door achter de gesloten sluizen een flinke hoeveelheid water te laten opstuwen, om daarmede vervolgens de grachten door te spoelen. Het opgestuwde water zette echter medegevoerd zand en modder tegen de sluis af, zodat deze al spoedig niet meer open kon draaien. Er waren ook valsluisjes, z.g. „Boerenverdrieten". De sluizen vormden een belemmering van het prauwenverkeer. Waar ze overigens toch niet aan hun doel beantwoordden, zijn ze niet lang in gebruik gebleven. De laatste restanten zijn in 1797 opgeruimd. De verslibbing der grachten werd ook in de hand gewerkt door de afval der hogerop gelegen suikermolens, welke men maar in het water wierp. Toen de natte rijstbouw in de om geving van Batavia intensiever beoefend werd, kwamen ook meegevoerde modderdeeltjes der besproeide landen tot de ver slibbing der grachten bijdragen. De haakse ontmoetingen der stadsgrachten waren in dit opzicht ook niet gunstig. Daar men geen riolering in de stad had, werden bovendien de grachten nog vervuild door het daarin storten van de inhoud der ge makshuisjes, niettegenstaande reeds in 1630 voorgeschreven was, dat zulks alleen in de grote rivier mocht geschieden en bovendien vóór vier uur 's ochtends of na negen uur 's avonds. Hoewel in 1653 nogmaals het verbod daartegen was herhaald, werden de „negenuurs-bloemen" toch gemakshalve in de dichtst bij gelegen gracht gestort. Reeds in 1625 worden „vuylnisschuyten" vermeld, hetgeen echter niet verhinderde, dat er toch afval in de grachten werd geworpen. Ook door hier en daar dammen aan te leggen, heeft men ge- 55

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1954 | | pagina 58