stromende Antjol-rivier: de Antjolse vaart. De Compagnie
schonk hen het 20-jarig tolrecht en verder landconcessie's aan
weerszijden. Nadat Caron wegens knoeierijen ontslagen en
Silvernagel inmiddels overleden was, werd de vaart weldra
ten voordele van de Compagnie verpacht.
Ongeveer gelijktijdig werd aan de Westzijde buiten de stad
vanuit de stadsbuitengracht de Ammanusgracht gegraven. Ook
procureur Johannes Ammanus kreeg 20 jaar tolrecht. Parallel
aan deze vaart, groef enige jaren later Jacob Bacheracht de
naar hem genoemde gracht om zijn suikermolen bewesten
Angké te bereiken. Deze beide grachten stonden in verbinding
met bestaande waterlopen ten westen van Batavia.
De vaarten, welke door particulieren werden aangelegd, waren
voornamelijk bestemd voor afvoer van gekapt hout en bam
boe. Zij werden langzamerhand breder door uitspoeling.
Ten zuiden van de stad kwam een maand na het fortje Ja-
catra, de sterkte Rijswijk gereed. Deze was aan de oostzijde
van de Krokot, te midden van de „rijs"velden gebouwd. Dit
fortje werd in 1697 ontruimd en in 1729 afgebroken. Reeds
lang te voren was wat meer zuidwaarts de „buitenpost" bij
de latere weg Djagamonjet gebouwd.
In hetzelfde jaar, waarin Rijswijk werd gesticht, werden
oostelijk van de stad het fortje Antjol en ten westen de Vijf
hoek aangelegd. Een jaar later werd oostelijk van het oor
spronkelijke Rijswijk het fortje Noordwijk aan de linkeroever
van de Tjiliwoeng opgericht. Later kwam daar de sluisbrug.
Gelijktijdig met Noordwijk werd in het westen Angké ge
bouwd. Een paar jaar later werd het afgevaren fluitschip,
,,'t Witte Paert" aan de monding van de Angké op het strand
gelegd als wachtpost. Op den duur heette deze post „de
Fluit".
Zo werd dus in een wijde gordel de omgeving van Batavia
Wij zouden tegenwoordig zeggen: gemeente architect of hoofd
openbare werken.
Een z.g. „Fluit" was het type van een voortreffelijk koopvaardijschip.
In de 17e en 18e eeuw werd dit type veel overgenomen door Franse en
Engelse scheepsbouwers.
52