een gebied, waarover zij de souvereiniteit der Hollanders te erkennen hadden. Een „Collegie van Schepenen der stadt Jacatra" (waarin 2 compagnie's dienaren en 3 burgers zitting kregen) werd drie maanden na de vestiging der Engelsen in gesteld. Het kreeg slechts een beperkte justitiële instructie. Later werd dit college ook belast met stedelijke bestuurstaken, echter onder streng toezicht van Gouverneur Generaal en Raden. In 1650 drong de Batavia'se burgerij tevergeefs op instelling van een vroedschap aan. Hoewel zij dus geen invloed op de stadszaken kon verkrijgen, moest zij wel zware belastingen voor de aanleg der veste opbrengen. In 1633 werd een belasting voor het schoonhouden der grachten ingesteld, een roedegeld naar gelang van de breedte der aanliggende erven. Ook de kerk stond onder nauwlettend toezicht van de rege ring der Compagnie, die de kosten droeg, maar dan ook de predikanten als haar ambtenaren behandelde en de kerkeraad controleerde. Reeds in 1624 was deze laatste doende een druk kerij op te richten. De beschavingsarbeid der kerk maakte slechts langzaam vorderingen. Aan inheemse meesters en vooral aan de predikant Joan Ferreira A d'Almeida, geboren Portugees en gewezen Jezuïet, is de toename van de hervormde gemeente onder de Portugees sprekende Aziaten te Batavia toe te schrijven. 50

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1954 | | pagina 53