1618 verbrandde hij de Engelse loge. Een Engelse batterij
werd echter verzuimd te vernietigen. De Engelsen, die naar
de Dalem waren gevlucht, begonnen na het verbranden van
hun loge met hun batterij op onze sterkte te schieten. Het
lag niet in Coen's aard te retireren, hoewel zulks in strate
gisch opzicht het enig juiste zou zijn geweest. Dale's vloot
was immers verre in de overmacht. B:j meerderheid van
stemmen werd echter in de scheepsraad aangenomen Coen's
voorstel: „dat het niet genoeg sou wesen dese positie door
ijdele drijgementen ende glorieuse roem van de Engelsen met
desordre te verlaten ende met de vlootte te vertrecken sonder
vijand gesien, of slag noch schot verwacht te hebben".
Hij was hierin de verpersoonlijking van het beste in het Hol
landse volkskarakter, zoals 324 jaar later Doorman dat was,
toen hij, een door Hollandse krenterigheid verouderde en veel
te kleine vloot commanderende, in ongelijke strijd tegen de
overmachtige Japanners ten onder ging.
Het kwam in 1618 tussen Coen en de Engelsen tot een tref
fen, dat onbeslist bleef. Maar toen daarna de Engelse vloot
nog versterkt werd, zag Coen zich toch genoodzaakt naar de
Molukken te zeilen om hulp te halen. De sterkte liet hij
achter onder de hoede van Pieter van den Broecke, een man
van te gering formaat om tegen deze hachelijke toestand
opgewassen te zijn. De historie neemt nu echter een geheel
andere loop, dan volgens logische berekeningen te verwach
ten was: Immers onze vijanden waren verre in de meerder
heid en hielden de voordeligste positie tegenover onze matig
versterkte nederzetting, bemand als deze was door een troep
miserabele lieden, die na het vertrek van hun enigste werke
lijk grote leider uit de band sprongen en hun moed verloren.
Het leek dan ook voor de onzen een volkomen verloren zaak
te trachten de sterkste te houden tot hulp uit de Moluk
ken zou kunnen opdagen. Dat dit toch gelukte, is veroor
zaakt door aarzeling en onderling wantrouwen onder onze
vijanden. De controverse tussen de Bantamse vorst en diens
vazal te Jacatra was daaraan stellig niet vreemd. Hoe het zij,
toen Coen op 28 Mei 1619 met belangrijke versterkingen uit
de Molukken terugkeerde, vond hij, waarschijnlijk tot zijn
2
17