rijke taak niet ingesteld. Voor zo ver schrijver bekend, zijn de door de Oudheidkundige dienst verzochte gegevens vóór de laatste wereld-oorlog niet meer volledig verstrekt kunnen worden. Zeer verheugend als resultaat van plaatselijk initiatief was echter het tot stand komen der Stichting „Oud-Batavia". Dit geschiedde op 29 November 1937 met steun van het Koninklijk Bataviaasch Genootschap voor Kunsten en "Wetenschappen, de Provincie West-Java, de Gemeente Batavia en verschillende handelshuizen en grote maatschappijen. Voorzitter werd de President van de Java'se Bank, plaatsvervangend voorzitter de Burgemeester van Batavia, secretaris Jhr. mr. P. R. Feith. Volgens de statuten was het doel: het bevorderen der kennis omtrent de stad Batavia, alsmede het behoud van oude ge bouwen te Batavia en van al datgene, wat voor de geschie denis van Batavia van belang kon worden geacht. Getracht zou worden dit doel te bereiken door o.m.: het inrichten en in stand houden van een Stedelijk museum en de verwerving van roerende en onroerende zaken, die voor de kennis van Batavia van betekenis zijn. Dank zij de spontane medewerking van een aantal particu lieren, kon het nodige bedrag bijeen gebracht worden om de Hoender-pasarbrug, de enige nog te Batavia overgebleven oud-Hollandse ophaalbrug, door restauratie voor de aanvan kelijk voorgenomen afbraak te behoeden (zie afb. 35). De wens om een Stedelijk Museum in te richten ging in ver vulling, toen in 1938 het Kon. Bat. Genootschap het lang gerekte smalle pand, dat zich van de Kali-besar-oost tot aan het Stadhuisplein uitstrekt (zie fig. 29) aankocht. In het midden van dit pand, op de plaats, waar van 1640 tot 1732 de Oude en van 1736 tot 1808 de Nieuwe Hollandse kerk gestaan heeft, werd het graf van Coen gevonden. Met behoud van de in 1912 aan het Stadhuisplein in oud-Hollandse trant opgetrokken gevel, slaagde de architect Blankenberg er in van dit pand een indrukwekkende gedenkplaats en een aantrekke lijk museum-interieur te maken (zie afb. 37 en 38). Op de plaats, waar de graven zich bevinden, werd het pand geheel afgebroken en een erehof gevormd met een hoge achterwand, 154

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1954 | | pagina 157