ontstaan, eerste kwart, midden of laatste kwart der eeuw werden versierd met motieven van de vier opeenvol gende Franse stijlen. Het symmetrische ornament van zware ranken, van ge bogen lijnen, onderbroken door rechte, van culots, bal dakijns en traliewerk, geciseleerd op vrij zware ge dreven of gegoten vormen zijn kenmerkend voor de laatste decennia der XVIIe en eerste der XVIIIe eeuw (afb. 72 en afb. 70). Fraaie stukken Nederlands zilver dateren ook uit het Régence-tijdperk, waarvan de versiering de Lodewijk XIV motieven verfijnder toonde, en waarbij tevens de neiging tot asymmetrie van de volgende stijl, reeds merkbaar is (afb. 71). Onder invloed van Meissonier's ontwerpen, vervingen tegen het midden der eeuw de asymmetrische rocailles en fijne bloemornamenten de ornamentale motieven van het voorafgaande tijdperk; ook de vormen werden anders: de onderdelen b.v. van een kandelaar gaan zon der sterke afscheidingen in elkaar over (afb. 77). Hier herhalen zich dezelfde veranderingen die de drijfwerken van Vianen en Lutma vertonen tegenover die van de renaissance meesters. Alle onderdelen van het voorwerp doen in de asymmetrie mede: de schuin getordeerde stammen, de voeten van kandelaars, de randen van brood- en soezenmanden (afb. 73), de oren en voetjes van theepotten, koffiekannen of komforen (afb. 75)er is haast geen rechte lijn aan te bespeuren. Tegen de laatste kwart der XVIIIe eeuw boeiden de klassieke tendenzen de kunstenaars weder, de asymme trie verdween; de onderdelen waaruit deze objecten op gebouwd zijn, werden in horizontale richting geschei den en in het ornament werden Griekse bladranken, festoenen en guirlandes, eierlijsten en meanders ver werkt. De bovenranden strak gebogen, vertonen gewoon lijk de ovale vorm zonder onderbrekingen (afb. 76). Deze vormen en motieven nog strakker en strenger ont worpen komen gegraveerd of in zeer laag reliëf voor op de objecten uit het empiretijdperk (afb. 79). 63

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1951 | | pagina 61