DE XVIIIe EEUW Evenals in andere Europese landen kwam de Neder landse kunst onder Franse invloed in de XVIIIe eeuw. De grote opdrachten, die de Franse koningen aan bouw meesters, beeldhouwers, tuinarchitecten en schrijnwer kers gaven en die deze op kunstzinnige wijze uitvoer den, dienden als voorbeeld voor kunstenaars in andere landen, maar van géén was de invloed zó groot als van de ornamentisten. Jean Bérain, maar vooral Robert de Cotte en Marot werden overal in Europa nagevolgd in de laatste decenniën der XVIIe en de eerste der XVIIIe eeuw. In Nederland was het vooral Daniël Marot, die een be paald stempel gaf aan het ornament in dat tijdperk. Na de opheffing van het Edict van Nantes, verliet hij met vele andere kunstenaars en vaklieden Frankrijk; hij ves tigde zich in 1685 in den Haag, waar hij weldra in dienst van de Prins van Oranje trad. Hij vergezelde de vorst naar Engeland en ook daar worden zijn motieven en composities teruggevonden in de „William and Mary" stijl. Zijn ontwerpen, vaak sierlijker dan die zijner land genoten, gaven een zekere verfijning aan het décor van het einde der XVIIe en vooral begin der XVIIIe eeuw. Dit fijnere décor, uitgevoerd door zilversmeden, die de oude traditie van goed vakmanschap hoog hielden, ver leende aan het Nederlandse zilver een zekere bekoring, al mist het het monumentale en nationale karakter van het midden der XVIIe eeuw. De monumentale opdrachten ontbraken tevens. Met de vermindering van de invloed der gilden en schutterijen, van de rijkdom van de Staat werden geen grote gilde- bekers meer besteld, geen lampetkannen en rooskantige schalen door de overheid als pillegiften voor prinsen of buitenlandse vorsten; ook van kerkelijke zijde ont braken de bestellingen. Thans waren het de patriciërs en de rijk geworden burgerij, die de zilversmeden van werk 61

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1951 | | pagina 59