vergaderingen op ,,'s-Heerenhuys" (het stadhuis) in de Gemeenelandskamer, die daardoor meer be kend werd als de „Gaffelkamer". Daar werd ver gaderd en besproken, op welke wijze de uitvallen van de Gelderschen in de Meijerij zouden kunnen worden verhinderd en voorts, wat er in het belang en de verdediging van het Meijerijsche land kon en moest worden gedaan. Ook deze Broederschap raakte door het aannemen van huurlegers langzamerhand in onbruik. Iets, wat de hoofden en harten der Bosschenaars ge weldig in beroering kon brengen, waren de hanen gevechten, die tot 1566 telkenjare op vastenavond op het stadhuis werden gehouden. Voor deze gevechten werden de allerstrijdbaarste hanen uit verre landen opgezocht, die dan nog doordat men ze „loock ende „peper en onderwijlen ook trubbelinghen wijn toe diende, meer en meer tot den strijd werden op gewekt en in het bijzonder tot het vechten werden „gewend". Daar werden belooners en scheidsrechters aangesteld en de haan, die als overwinnaar uit het strijdperk kwam, werd op een grooten wagen „seer heerlijck" door de stad gevoerd. De voornaamste haan had om den hals een gouden keten en de andere strijdbare hanen waren met een vergulden kam versierd. In 1546 vochten de hanen weer vier dagen ouder gewoonte. Maar van elke partij vochten per dag maar vier hanen, totdat op vastenavonddag de beide laatste hanen in het strijdperk stonden tegen één, en deze vechtjassen vochten tot de klok 's-avonds zes geslagen had en de haan van de partij van Coptinghe aan den haal ging, zoodat door den scheidsrechter werd be paald, dat de haan, die koning gekraaid had, den 26

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1950 | | pagina 28