De schutterijen oefenden en vergaderden in z.g. Bogaerden. Om in het publiek blijk te kunnen geven van hun vaardigheid in 't schieten werd „op de Pape gaai" geschoten en die alsdan den hoogsten prijs ver wierf, werd voor die gelegenheid tot „Koning" uit geroepen. Dergelijk „vogelschieten" is op het platte land van de Meijerij, waar de schuttersgilden ter oefening in den wapenhandel in verschillende plaatsen in min of meer gewijzigden vorm zijn blijven voort bestaan, heden ten dage nog in gebruik. Onder de schutters, die de wachten betrokken, de ronde deden en bij oproerige bewegingen in 't geweer kwamen en voor de handhaving van orde en rust hadden te waken, bestonden zeer goede wetten, ge bruiken en zeden, waaraan streng de hand werd ge houden en waarvan het spreekwoord is ontstaan „Heuschheyt hoort den Boogaert toe". De schutterijen waren bij alle lagen der bevolking in hoog aanzien. Toen het aannemen van huurtroepen algemeen werd, verdwenen de schutterijen langzamerhand vanzelf. Er was nog een andere confraterniteit of Broeder schap die veel van zich deed spreken. Dat was die der „Gaffelbroeders". Toen de Gelderschen in oogst tijd de Meijerij van 's-Hertogenbosch binnenvielen, terwijl het landvolk met het maaien en inhalen van den oogst op het veld bezig was, riep de landelijke Heer met klokgelui de landslieden bijeen, die met hun gaffels en hooivorken, die ze bij de hand hadden, op den vijand lostrokken, hem aanvielen en terugdreven. Om zich tegen de voortdurende en heftige invallen der Gelderschen in de Meijerij in 't vervolg met succes te weer te stellen, is een Broederschap opgericht waar aan men, ter gedachtenis aan het gaffelgevecht, den naam gaf van „Gaffelbroeders". Dezen hielden hun 25

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1950 | | pagina 27