zetten vaders hoed of pet op, de meisjes dragen moe ders omslagdoek of een ouden rok, die over den grond sleept. De deur wordt niet geopend, de vrijheid niet hergeven, voordat een versnapering of een extra- tractatie is toegezegd. Daarna sukkelen de kinderen door de volksbuurten de straat op. Palmzondag De lucht van de palmboomen (buxus) blijft een Bosschenaar tot aan den dood in den neus hangen. Snuift een Bosschenaar door het jaar bij het passeeren langs een buxusheg of -struik de sterke lucht op, tien tegen een dat hij aan Palmzondag denkt, en aan den onvergetelijken en met snoepgoed, sinaasappelen, haantje pik en veelkleurige papieren slingers rijk be laden palmboom. De palmboom bestaat uit een witgeschilden wilgestok. Op een derde van bovenaf gemeten wordt die stok gekeept en twee dunne wilgetwijgen daar doorheen gehaald, die met buxustakjes omwonden in vier punten naar boven worden omgebogen en met katoendraden verbonden zijn. Op den top van den geschilden stok prijkt haantje pik. Haantje pik is een van krentenbrood gebakken haan, zijn oogen zijn groote krenten. Hij kijkt u strak en trots aan. Op de punten der vier omgebogen twijgen prijken vier sinaasappelen. En aan die twijgen lange slierten met „penijen" (ringen van pepermunt, suiker en ulevel), krakelingen en allerhande versnaperingen, die alleen in den palmpaaschtijd worden gebakken en die men door het jaar nooit meer te zien krijgt. 137

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1950 | | pagina 167