huys, waarin de schepenen maaltijden hielden en hooge gasten o.a. Willem van Oranje die tusschen 1544 en 1562 elf maal 's-Hertogenbosch met een bezoek vereerde ontvingen. In 1530 woonde in de Gaffel de groenroede Arnelissen van Ampstel, die 11 carolus guldens en 16 stuivers als jaarloon ontving voor „het „bewaren der stadsscenckkannen en den last van „schenken te hebben". Het zuidelijke pand droeg den naam van Sinterclaes. Dit was het gildehuys der Bossche kramers, die het in 1494 hadden gekocht en het in 1599 aan de stad in eigendom overdroegen. Toen onder leiding van Jan Derkennis de pui en de kelders werden verbouwd, werd het materiaal der kolonetten in witte steen uit Antwerpen en Brussel aangevoerd, behalve voor de basementen, die van zandsteen zijn. De kelder bestond uit twee naast elkaar liggende beuken, aanvankelijk met 6 traveeën, welke bij den verbouw in 1670 tot vier werden teruggebracht. De graten van geprofileerde baksteen beschrijven een licht geprononceerde Tudorlijn en berusten gezamen lijk op 3 vrijstaande en 2 half ingemetselde kolon etten en langs de bakstenen zijwanden op tien natuur- steenen draagkorven. Op Kerstdag 1668 brak er brand uit in de visiteer kamer, die in den achterbouw was gelegen. De Bossche bouwmeester Dirck van Lith ontwierp het algemeene plan der verbouwing, terwijl een andere Bosschenaar, Peter van Goch met den Hagenaar Pieter Minne, de plannen voor de voorpui, poort, benedenvestibule en vierschaar maakte. Aan dezeplannenenteekeningen zou door den Rotterdamschen architect Claesz. Jeremiasz gezegd Persoons, de laatste hand gelegd zijn. 100

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1950 | | pagina 124