HOOFDSTUK V
MOLENTAAL EN MOLENTEKENS
Onder „molentaal" verstaan we het geheel van uit
drukkingen en zegswijzen, die specifiek „des mulders"
zijn en als zodanig rechtstreeks verband houden met
zijn bedrijf. Al sedert de Middeleeuwen vindt men in de
gewone spreektaal een groot aantal uitdrukkingen die
aan het windmolenbedrijf zijn ontleend. Vaak blijkt
daaruit dat de molenaar bij de overige bevolkingsgroe
pen in een niet al te best blaadje stond. Geoffrey
Chaucer in zijn Canterbury Tales zegt reeds „Every
honest miller has a golden thumb", hetgeen zeggen wil
de dat iedere molenaar bij het wegen wel even met zijn
duim op de schaal drukte, in zijn eigen voordeel. De
repliek was „True, but it takes a thief to see it!" („Ze
ker, maar er is een dief voor nodig om het te consta
teren".) Wij kennen verder de oude Nederlandse zegs
wijzen „Molenaars en dieven zijn gezusterskinderen" en
„Een woekeraar, een molenaar, een wisselaar en een
tollenaar zijn de vier evangelisten van Lucifaar!" Deze
geduchte kritiek behoeven we ons echter niet al te zeer
aan te trekken; de uitdrukkingen worden practisch niet
meer gebruikt. Zelfs werden in de vorige eeuw de no
taris, de burgemeester en de molenaar als de notabelen
van sommige dorpen beschouwd!
Legio zijn echter de uitdrukkingen van algemener strek
king die met de windmolen verband houden. We noe
men b.v.:
Hij heeft een klap van de molen gehad is niet goed
bij 't hoofd.
Hij houdt zich de wind van de staart hoedt zich
voor schade.
51