derlandse Loosdrechts porcelein. Dat was echter na de
glorie van het Delfts. Daarom is er nooit Delfts porce
lein geweest, alhoewel het kostelijke bakwerk er wel op
geleek.
Bij deze pogingen trok natuurlijk de wijze van versie
ren van het Chinees porcelein de aandacht, met als ge
volg dat Delfts aardewerk ontstond, met Chinese tafre-
len en motieven. Dat ging ook op de tegel over, reeds
vrij vroeg in de 17e eeuw, om niet van blijvende invloed
te zijn. Vandaar de nu en dan voorkomende tegels met
Chinese verwantschap.
8. De negentiende-eeuwse tegels
Door de Franse overheersing en de daardoor ontstane
uitputting, gingen vele gleibakkerijen ten onder. Slechts
een enkele handhaafde zich. Wat gemaakt wordt, was
een navolging van de laat achttiende eeuw. Het is aan
de tegeltjes van na de Franse tijd nauwelijks te zien, of
ze van daarvoor of daarna zijn.
Alleen het eenvoudige goed bleef, het rijk bewerkte
werd niet meer gemaakt.
Dit geldt voor de eerste helft der 19e eeuw. In de
tweede helft kwam de stoom, het gas, de electriciteit.
Dit bracht mede, dat buitenlands goed geïmporteerd
werd. Vloertegels met ingebakken ornament in bleke
kleuren van Belgische fabrieken werden algemeen ge
bruikt. Daarna kwamen de zeer hard gebakken, één-
kleurige vloertegels, eerst roodbruin, toen in andere
kleuren, uit België, Duitsland en Luxemburg. Ze wer
den ook in Nederland gemaakt, in Maastricht. De af
meting is 15 X 15 cm. Nadien werden ze ook vervaar
digd in niet effen kleuren, grijs, rood, bruin.
Dit was en is wel een deugdelijk product, maar schiet
in schoonheid tekort bij het oude vloermateriaal.
Met de wandtegels ging het overeenkomstig. Er kwa
men van over de grens, en soms van heel ver weg,
„kunstglazuur" tegels, wit, crème, en vele andere kleu-
68