Ongetwijfeld zal de wetenschap dit gehele vraagstuk
nog wel meer belichten.
Wat in de grootste hoeveelheid werd toegepast zijn de
witte tegels, met geen andere versiering dan de fraaie
kleur, het schone oppervlak en de putjes van het vor
men. Met de vaardige wijze van aanbrengen, sieren zij
de gangen in de onderhuizen der Amsterdamse gracht
paleizen.
Dan bleef het blauwe poppetje geliefd, één, hoogstens
twee figuurtjes op één tegeltje, behalve de voorstelling
van Driekoningen, met drie kereltjes met een ster. De
hoekmotieven hebben vaste vormen. De handel heeft ze
namen gegeven van spinnekoppen.
Naar de geest van de tijd nam de bijbelse voorstelling
een belangrijke plaats in, uitvoerige tafrelen, soms met
de bijbeltekst erbij vermeld. Deze tegeltjes vormen aan
een, met de cirkelrand, de trek, van verre een fraai
tafreel en van dichtbij een vlak, waar men nooit op uit
gekeken raakt. Daarom waren ze zo geschikt voor de
achterwand van de schouw. Soms ook paste men ze toe
om er de gehele kamer mede te bekleden.
Het kleurenpalet verdween. Blauw bleef. Als iets nieuws
kwam de uitvoering geheel in paars.
Nieuwe motieven ontstonden, geometrische figuren, in
lijnen gevat, met toepassing van fletse kleuren, meest
blauw en geel. Ook stijlloos ornament als 't chitspapier,
zwartbruin, de soort, welke men schildpadtegels noemt.
Het tegelschilderij handhaaft zich tot 't laatst in blauwe
en paarse kleur, tot in de aanvang der 19e eeuw.
De Hollandse tegels ondervonden ook invloed uit verre
gewesten, uit China en later uit Japan. De Hollandse
zeevaarders brachten vandaar porcelein mede. Dit Chi
nese porcelein werd de geleibakkers tot voorbeeld. Zij
trachtten de techniek na te bootsen, maar konden niet
slagen, omdat zij geen porceleinaarde hadden. In latere
tijd bleek dat in Europa wel porceleinaarde was, zodat
er Europees porcelein ontstond. Men denke aan het
Duits Meissner porcelein, het Franse Sèvres en het Ne-
67