52
werd om puin te storten. De tegelbakkers zullen hun
misbaksel daar gebracht hebben. Bij het onderzoek der
scherven bleek dat vrijwel alle een ander patroon of
ornament vertoonden. Er was dus een enorme afwisse
ling. Ook bleek dat vele scherven proefstukken waren
voor verschillende soorten kleurstoffen of voor tech
nieken om proefondervindelijk vast te stellen hoe de
werkwijze zich bij het glazuren en bakken gedroeg.
Van de schotels waren dit merendeels scherven waar
van de randen en het middenpatroon in een sterk blau
we kleur was opgezet met prachtige gekleurde versie
ring in eenvoudig lijnenspel. Bij de schotels bleek dat
de rand van de onderzijde plat en breed was in tegen
stelling van de Delftse schotels, waarbij deze rand smal
en hoog is. Hieruit kan afgeleid worden, dat de enkele
schotels die nog voorkomen met platte onderrand niet
van Delft maar van Rotterdam zijn.
De schotels bleken ondersteboven gebakken, wat reeds
bekend was, opdat er bij het bakken geen as in de ver
sierde schotel zou vallen. Ze werden gestapeld op on
dersteuningen, „proeven", driehoekige blokjes met drie
pootjes. Van deze proeven werden vele gevonden, soms
vastgebakken aan gedeelten van schotels, waaruit de
werkwijze bleek. Vele scherven van tegels werden gevon
den, soms aan proeven en schotel stukken vastgebakken.
De tegels waren op de breuk geel-rood.
Het behoeft geen betoog welk een belangrijke vondst
dit was voor de Rotterdamse tegelindustrie.
Toen in 1940 de Oostelijke nabuur Rotterdam had ver
brand en de puinhopen werden opgeruimd, werd ver
der gegaan. Wegens een nieuw stratenplan moesten ook
de funderingen en kelders verwijderd worden. Daarbij
werd velerlei gevonden, metalen voorwerpen, aarde
werk uit alle tijden en ook tegels, soms los, soms gehele
vlakken tegen keldermuren. Ook werden overblijfselen
aangetroffen van ovens van tegelbakkers.
Door scherp toezicht werd veel vergaard, alhoewel er
nadien ook nog wel iets in de handel verscheen.