40
zeep en uitspoelen en dan opwrijven met een droge lap.
Dan komt een tegel te voorschijn, zo keurig, dat men
aan de echtheid zou twijfelen. Zo leverde de gelei
bakker zijn werk af en zo geeft ze de verzamelaar eer
herstel.
Dan volgt de wijze van bewaren. Men ziet wel eens
tegeltjes in een houten lijstje. Zo moet 't niet. De tegel
moet gaaf blijven. Een enkel prachtstuk kan komen op
een standaardje, een houten dingetje dat men zelf
maakt. Dat kan men niet zo maar ergens neerzetten,
want dan is de tegel binnen afzienbare tijd verloren.
Voor het opbergen van tegels is een kast nodig, met
glas. Daarvoor is enig geduld nodig tot er uit afbraak
van een versleten huis een keukenkast vrij komt. Is deze
van eikenhout dan kan de verf eraf, zo niet dan kan zij
netjes geschilderd worden met behoud van de oude
glasruitjes. Na nog een herstelbeurt heet zij „porce-
leinkast" voor de losse stukken van de tegelverzame
ling.
Heeft men van een bepaalde soort vier stuks, dan komt
het maken van tableaux. Een plaatje eternit, op maat
gezaagd en een busje gips komen daarbij te pas en een
ingegoten stukje ijzer- of koperdraad. Na verharding
de tegels nog eens goed schoonmaken, oppoetsen en de
voegen instrijken met gips, want voegjes tussen tegels
moeten wit zijn.
Men ziet wel eens tableaux gelijmd op houten schotjes
en de voegen dichtgestreken met gele stopverf. Dit is
verkeerd.
Tableaux kan men maken van 2, 4, 6, 9 enz. tegels.
Niet te groot, dan worden ze te zwaar. Bij het maken
van 't eerste tableau stuit men op bezwaren. Men dacht
4 dezelfde tegels te hebben, maar tegen elkaar gelegd
blijkt dat anders te zijn. Ze verschillen in afmeting, in
kleur van wit, in vaardigheid van schilderen en, wat
het naarste is, de hoekpatronen lijken wel wat op elkaar
maar zijn niet hetzelfde. Dat komt omdat de 4 tegels
één voor één verworven werden en niet uit één oven