In de tweede helft der 18e eeuw werd de Nieuw- straat (later de Victor van Halstraat genoemd) aan gelegd en kort nadien werden in de Begijnenstraat en de Warandestraat woningen gebouwd langs de zijde van het kasteel. Zo bleef het stadje in zijn grote lijnen tot aan het midden der vorige eeuw, toen de spoorweg werd aangelegd en het kanaal gegraven. Tot 1850 eindigde de stad ongeveer aan de Zeshoek. De villa van Mevr. Wed. Caron en de fabriek van Van Genechten waren de eerste gebouwen op „den Dijk", later genoemd de Merodelei. Het station (toen nog primitief) werd voor de stadsbewoners een aantrekkingspunt en 50 jaar nadien was „den Dijk" een bebouwde lei, veel breder en ruimer aangelegd dan de smalle Gasthuis straat. De wegen naast de spoorweg werden nadien straten: de Statiestraat en de Spoorwegstraat. Tussen 1850 en 1900 is aan de westzijde van de stad een nieuwe wijk ontstaan: De St Antoniusstraat werd aangelegd in 1866 en de Leopoldstraat in 1876, de Renier Sniedersstraat bracht een verbinding met de Warandestraat met daartussen de Gemeentestraat. Tegelijkertijd met de plotselinge en belangrijke uit breiding dezer wijk werden in de Warande de ver schillende openbare gebouwen opgericht: Gasthuis, Godshuis, Rijkswacht, Gevang en verderop de water toren. Een nieuwe parochie zou ontstaan en de grote kerk van het H. Hart werd in het begin van deze eeuw gebouwd. Langs de andere zijden nam de stad een minder belangrijke uitbreiding. Op verschillende plaatsen werden door de gegoede burgers voor de werklieden de „rijen" gebouwd, o.a. langs de Steenweg op Mol, 38

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1949 | | pagina 36