bewoners" en verder op, naar de Graatakker, ston den de boerderijen. De Gasthuisstraat eindigde aan de Drenk, of aan de Zeshoek, waar vroeger het gast huis stond. Het „kruis" van de stad werd hierdoor volledig, d.w.z. de hoofdstraten van de stad, die een kruis op het stadsplan tekenen: de Otterstraat met de Gast huisstraat, tegenover de Patersstraat met de Heren- talsstraat. Nadien werd de Oudaenstraat of de thans bestaande Begijnenstraat aangelegd, waar aan de linkerzijde de prachtige Warande lag, die Kasteel en Begijnhof aan elkaar verbond. Langs de rechterzijde werden enkele huizen opgericht voornamelijk voor hen die in dienst van de heer van het kasteel stonden. Deze straten waren natuurlijk onderling verbonden met landwegen en paden die langzaam ook in straten veranderden. Straten of wegen die in verbin ding stonden met andere steden werden langzaam bebouwd, vooreerst door de boeren die op de voor posten stonden en steeds dieper in het landschap drongen en nadien gevolgd werden door de werk lieden. Zo kwam het Papestraatje of het vroegere „Cortstraatje" tot stand, de Korte Begijnenstraat, de Korte Gasthuisstraat, de Lindekens, de Nonnen- straat (later de St Jozefstraat genoemd) en de Wa randestraat (deze laatste met huizen langs één straat- wand) Zo bleef dat stadje gedurende eeuwen: een dicht bebouwde kern, met daarrond de verspreid liggende hoeven en molens. Nu en dan wordt er een nieuw huis bijgebouwd en langzaam, zeer langzaam zal een nieuwe straat ontstaan. De Beekstraat en de Driezen- 36

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1949 | | pagina 34