Van de ruim-opgevatte burgerswoningen uit de 17e
en 18e eeuw zijn er vele verdwenen. De woningen
werden te groot, het dienstpersoneel werd te duur.
De grote woningen vragen veel onderhoud, zijn
weinig comfortabel en worden zwaar belast. Het ge
volg was dat zij in twee en soms in drie verdeeld
werden, waarvan een deel in handen komt van den
handelaar die onmiddellijk een winkelpui deed
plaatsen.
De grote burgerswoningen werden kleiner ofwel in
beslag genomen om als bureelgebouw gebruikt te
worden. Anderzijds zien we dat de kleine werkmans
woningen gedurig groter en groter werden.
Enkele goed gebouwde arbeiderswoningen uit de
17e eeuw en de 18e eeuw zijn nog overgebleven. We
kunnen daarin twee verschillende typen onderschei
den: het eerste met een gemiddelde gevelbreedte van
4.50 m. en een gevelhoogte van 4 m. vinden we nog
in het Papestraatje (N° 46 tot 62) en de Korte Gast
huisstraat (N° 34 tot 42)Het tweede met een ge
middelde gevelbreedte van 3.5 m. en een gevelhoogte
van 2.70 m. vinden we nog in de Molenstraat, Draai
boom, Hofpoort en de Apostoliekenstraat. De
achtergevel van beide, typen was zelden hoger dan
2.5 m.
In de eerste helft van de 19e eeuw stelden de bur
gers hun oude inrijpoort en hun hoven ter beschik
king van de werkende stand. Achter de hoven werden
de huisjes of hutten gebouwd. Twee plaatsen achter
elkaar met meestal één toegangsdeur die in de poort
uitmondde: de poort zo smal mogelijk (het speelter
rein der kleine kinderen) en geen achterhof. Een
woonkamer (keuken) met ingemetselde alkoof (bed-
31