BESLUIT Wij willen deze noodzakelijk beperkte studie be sluiten met enkele beschouwingen. Tot 1750 bezaten de kleine burgerswoningen in onze stad (meer dan de grote gebouwen) een eigen regionaal karakter, gedragen door de geest van het gewest, van het eenvoudige en tevens degelijke Kempenland. Daarop volgde een arme tijd, van 1750 tot 1850, die geen grote stijl heeft nagelaten maar niettemin aan onze woningen een voornaam uitzicht gaf. Van 1850 tot 1900 domineerde de „bourgeoisie" in de over laden en koude neo-stijlen. Toen ontstonden de bal- cons, erkers, uitsprongen, reklamen en de duizenden in pleister getrokken moluren. Vanaf 1900 wordt de burgerlijke architectuur een klein-burgerlijke. De kleine man verkrijgt meer welstand en aapt de burger na. Vooral toen werd het Turnhoutse stads beeld reddeloos verminkt. Meteen treden nieuwe elementen naar voren. Volksboekerijen, scholen, feestzalen, bioscoopzalen, ontspanningsgelegenheden en vergaderzalen worden voor het volk gebouwd en eisen hun plaats in het stadsbeeld. Inmiddels breidt het stadsbeeld zich geweldig uit, slokt oude, mooie landgoederen op en vormt ze tot woonwijken. Bevolking en in dustrie nemen in omvang toe en Turnhout, deze oude hoofdstad van de Kempen, dringt steeds dieper met haar grote uitgangswegen naar deze Kempen toe, straalt steeds intenser uit haar Marktplein naar Mol, Herentals, Arendonk, Poppel, naar de Neder landse grens. Praktisch vormt de bebouwing van Turnhout reeds 152

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1949 | | pagina 150