slechts in de tweede helft van de 19e eeuw dat voor
kerkelijke gebouwen een neo-Gothiek of een neo-
Romaan werd aanbevolen, zoals voor de kerk van de
Paters Minderbroeders in de Patersstraat, de kerk
van de Arme Clarissen in de Otterstraat, de kerk
van het H. Hart en de kerk te Sevendonk.
Gans de 19e eeuw door is het vooral de archaeologie
die het hoofdaccent brengt: spelen met historische
stijlelementen ten dienste van een uitwendige bekle
ding van een klassiek aangelegd en ten dienste van
de gevelarchitectuur ondergeschikt plan. Elke
nieuwe stijlperiode was enkel een kortstondige be
geestering van een vervlogen stijlperiode.
Men mat de bekwaamheid van de architect niet
zelden af naar de kennis en het talent, waarmede hij
alle gangbare stijlen beheerste. In niet weinig ge
vallen werden zelfs pogingen gedaan om geheel
ongelijksoortige vormelementen, uit de middel
eeuwen en de renaissance tot een nieuwe stijl bijeen
te knutselen. Hieruit ontstonden wanneer die
pogingen niet door een fijn kunstgevoel gedragen
werden ware bouwgedrochten, zoals de rijkswacht
kazerne (1867), het station (1895), het postgebouw
op de Markt (1899) en de nationale bank op de
Merodelei (1903) alle in een lelijke „administratie-
stijl" van de tijd.
Na de „koude" neo-grec ontstonden de romantische
bewegingen die ons de neo-gothiek en de neo-
Vlaams-Renaissance brachten. De geest van de
romantiek begon rond 1850 ook in ons land een
beweging in het leven te roepen om een aan de
volksaard aangepaste stijlvorm te scheppen. Met de
opkomst van de Vlaamse beweging, de invloeden
117