in de gouw Scaldis. Het derde „in pago StrijaMons"
is Geertruidenberg met Drimmelen en Oosterhout.
Het landgoed Bergen in de Scheldegouw met het kerkje
van Geretruda is omstreeks 836 door de Noormannen
met een bezoek vereerd en zij schijnen rond 880 dit
bezoek te hebben herhaald. Hun aanwezigheid in deze
streek moet van vrij lange duur zijn geweest, anders was
een Deense sage als die van de zeemeermin, niet met de
eigen lezing in West-Brabant blijven voortbestaan„dat
Reimerswaal zal vergaan, Steenbergen half vergaan
doch Bergen blijven bestaan".
Enkele eeuwen lang blijven verdere berichten uit. Daar
behoeven we ons niet over te verbazen. Voor heel West-
Brabant geldt hetzelfde. Pas uit een stuk van 1202 blijkt,
dat dit gebied Brabantisch is.
Het middelpunt der vroegere Merovingische villa met
kapel, wordt ook in 1235 genoemd als het centrale punt
van een riddergoed.
De plattegrond van het jeugdige Bergen op Zoom uit de
jaren 1200, menen we te hebben teruggevonden in het
gedeelte van de stad, dat gelegen is tegen de helling van
een der twee trechtervormige valleien, waardoor thans
de Grebbe stroomt.
Die Grebbe moet oorspronkelijk de uitmonding geweest
zijn van de oude Balse loop, een der vele beken, die
achter de diluviale hoogterand in de richting zuid-noord
afwaterden. Hieruit volgt dat bedoelde uitmonding op
kunstmatige wijze zal zijn tot stand gekomen: „de
vallei" ligt immers op enkele plaatsen één a twee meters
hoger dan de lage oostelijke gronden. Grotendeels over
kluisd stroomt die Grebbe ook tegenwoordig nog door
de stad.
1. DE OUDSTE PLATTEGROND
11