toch trachten de beide daken te behouden. Deze laatste
illusie moesten ze echter ook reeds spoedig laten varen.
De gebinten waren zo verrot en vermolmd, dat er bij
deze verbouwing ook een geheel nieuwe bekapping
diende te worden aangebracht, welke het bouwwerk op
harmonische wijze zou voltooien. Deze besluiten vielen
18 Juli 1611, en reeds op 30 Juli daarop volgend legde
de Burgemeester Cornelis Adams de eerste steen voor
een nieuwe gevel (deze steen is verdwenen). Veel meer
kan er dit jaar eigenlijk niet gebeurd zijn, want eerst
in November 1611 sluiten Burgemeesters en Schepenen
het volgende contract:
„Wij Borgemeesters etc., doen cont ende kennelijck
eenen iegelijcken, certificerende midts desen warachtich
te sijne, dat mr. Joachim van den Delft, ende mr. Gee-
raet van Eyck, respective beeltsnijder en steenhouder
van Antwerpen, gesamenderhant van ons aengenomen
hebben, te maken ende te houden allen den steen, soo
arduyn ende andere tot het opmaken van den nyeuwen
gevel vant stadthuys alhier met tgene daeraen cleeft
ende dependeert, ende dat syluyden tbesteck ende pa
troon hier van gemaeckt, volcomelijcken hebben ge-
maeckt ende voltrocken, ende ons alle contentement bij
overleveringe gedaen naer behooren. Ende ten wijle zij
hier van hebben versocht onse letteren van attestatie
hebben hen deselve nyet connen weygeren ende over-
sulcx tsegel ter saecken deser stadt hier onder opt spa-
tium deser doen drucken, desen XVIIIen November
XVI elffve. (G. A. Bergen op Zoom nr. R. 622)."
Deze Antwerpenaren zullen we moeten beschouwen als
de architecten en uitvoerders van de nieuwe gevel, die
geheel werd opgetrokken in witte Scheldekalksteen. Met
andere steenhouwers uit Antwerpen hebben deze man
nen een harmonisch stuk werk geleverd. De post uit de
90