Bergse vrije jaarmarkten bezochten. Om de noodzake lijke uitbreiding van het stadhuis mogelijk te maken stelde het stadsbestuur hen een ander, nog groter pand in de Engelsestraat ter beschikking. Nu werd Leeuwen- borch bij het stadhuis getrokken. (1498) Aan de westzijde van het stadhuis was van oudsher een poort met bovenwoning, die de naam voerde van „Oli fant". Het benedengedeelte fungeerde als winkel voor Brussels goudlaken en andere luxe stoffen. Het is op deze „Olifant" en de naastgelegen „Draak" dat het rijmpje betrekking heeft, dat zij alleen ontkwamen aan de ramp die in 1397 de gehele stad in as legde. De „Olifant" werd in 1516 door het stadsbestuur aange kocht. Rentmeesters en Weesmeesters kregen op de bovenverdieping hun kantoor. Van de verdere lotgevallen van de „Olifant" is weinig bekend. Waarschijnlijk was alleen het bovendeel van dit pand begrepen in de ingrijpende verbouwing van 1611. Kort na 1600 vernemen we voor het eerst, dat het front van het Stadhuis, dat dus uit twee huizen, ieder met een trapgevel bestond, ernstig bouwvallig was. Een ingrij pende voorziening was dringend noodzakelijk, reparatie alleen was onvoldoende en niet afdoende. In 1605 is er een ontwerp voor een nieuwe gevel inge diend door de Bergenaar Melchior Iiouck, lid van het goud- en zilversmeden gilde. Aangezien het nog volop oorlog was en de stad nog geregeld door de Spanjaard werd bedreigd, oordeelde men het blijkbaar niet raad zaam nu reeds deze kostbare verbouwing te beginnen. We horen dus enkele jaren niets van de hangende plan nen en evenmin over het ontwerp. Enkele jaren na het sluiten van de wapenstilstand wordt echter doorgetast. Hoewel Burgemeesters en schepenen tot de conclusie komen, dat er een nieuwe gevel moet komen, willen ze 89

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1949 | | pagina 97