stemming voor culturele doeleinden, om aan deze schen
nis een einde te maken. Wat een dergelijk gebouw kan
worden bewees het in dezelfde stijl gebouwde „Hof van
Liere" en het „Rubenshuis" te Antwerpen. Dit waren
veel grotere ruïnes dan het Bergse Markiezenhof, maar
nationaal cultuurbesef heeft hier aan de wetenschap en
de kunst een waardige plaats bereid. Zou een dergelijk
cultuurcentrum in West Brabant in een stad die gemak
kelijk bereikbaar is voor heel Zeeland, zo'n onbereik
baar iets zijn? Plaatselijk initiatief is er wel, maar deze
zou nationaal moeten worden.
3. HET STADHUIS
Na de zware brand van 1397 beschikte de stad Bergen
op Zoom niet meer over een stadhuis. Het stadszegel
wordt rond 1400 om beurten bij een der schepenen
bewaard, omdat er geen officiële bergplaats voor is en
uit hetzelfde gegeven zouden we willen besluiten, dat
schepenen tussen 1397 en 1407 om beurten bij elkaai
thuis vergaderden. Maar spoedig moet toch het „scepe-
nenhuis" zijn gebouwd. Dit was een betrekkelijk be
scheiden gebouw. Op het einde van de vijftiende eeuw
omvat zijn breedte niet meer dan wat thans de frontdeur
is met drie ramen ten westen daarvan. Natuurlijk had
dit gebouw een verdieping met trapgevel en was het
pand al even diep als thans. Behalve de schepen- en
weeskamer, de secretarie en de griffie, was er zelfs een
kapel in dit gebouw. Van dit alles heeft alleen de huidige
hal zijn oorspronkelijk aanzien bewaard.
Ten oosten van het stadhuis was het pand „Leeuwen-
borch" gelegen. Van 1480 is dit het handelsconsulaat
van de Engelse kooplieden, die in zo grote getale de
88