kelijk in dienst bij Hendrik Casimir, de stadhouder van
Friesland. Later kwam hij onder de bevelen van stad
houder Willem III en nam deel aan de belegeringen van
Maastricht en de slagen van Senef, Kassei en St Den is.
Uit die tijd stamt van hem het nog lang gebruikte
draagbare Coehoornmortier.
Na de vrede van Rijswijk in 1697 krijgt Coehoorn, die
intussen de rang van ingenieur-generaal van de fortifi-
catiewerken bereikte, als uitvloeisel van de besprekingen
tussen stadhouder Willem III en de Raad van State,
opdracht de vestingen Bergen op Zoom, Zwolle, Nijme
gen en Breda te moderniseren.
Met de ingenieurs van Alberding en Vleugels begeeft hij
zich naar Bergen op Zoom, om plaatselijk de situatie in
ogenschouw te nemen. In April 1698 dient Coehoorn
zijn plannen in bij de Raad van State. Vleugels wordt
dan naar Engeland gezonden om persoonlijk de Stad
houder-Koning het gehele plan toe te lichten. Willem III
geeft de raad het allereerst Bergen op Zoom onder
handen te nemen en dus verschijnt 23 Juli 1698 Coe
hoorn hier met zijn staf van zeven fortificatie-ingenieurs
en twee opzichters.
Onder hun leiding is enige tientallen jaren gearbeid om
de plannen van Coehoorn uit te voeren. Dit werk heeft
de roem van deze vestingbouwkundige tot ver buiten
Nederland verbreid.
Overste Th. Boeree, die van de vestingbouw en zijn
geschiedenis een uitvoerige studie maakte schrijft daar
over in zijn „Beschrijving van Bergen op Zoom":
„Het kleine stadje wordt ingemetseld in een stelsel van
zware stenen muren, het ene stuk vestingwerk dekt weer
het andere tegen vijandelijk vuur, terwijl het geheel
omgeven is van een bedekte weg, die aan de buitenzijde
voorzien is van een zware borstwering, waarin de
58