sedert 1400 als verblijfplaats voor leprozen of melaat sen. Daarmee waren deze ongelukkigen onvoldoende geholpen. Het stedelijk bestuur zon daarom op verbete ring en meende die gevonden te hebben door in 1478 een overeenkomst aan te gaan met zusters uit Holland (Alkmaar). De stad koopt voor hen enige huizen buiten de Wouwpoort, alwaar vrouwelijke pestlijders zouden worden verpleegd. Ten einde meer ruimte te krijgen en andere zieken ter verpleging te kunnen opnemen, ver bouwt men in 1512 twee grote schuren tot ziekenzalen. Enkele jaren later sterft een der meest kapitaalkrachtige en invloedrijke Bergse poorters: meester Willem Coel- genensone. Bij zijn dood in 1516 legateert hij de nodige gelden aan het hofje voor dertien mannen het St Wil lemsgasthuis, dat hij reeds in 1498 had laten bouwen en dat bediend moest worden door nonnen van het St. Elisabethsgasthuis, waaraan hij eveneens een som ver maakt. Zijn weduwe die hem op deze weg wil volgen, krijgt in 1521 van de Heer verlof verschillende harer leengoe deren te vermaken aan het gasthuis om dit te kunnen uitbreiden. Hiervan kon geen profijt worden getrokken, want bij haar overlijden bleek op dit leen zoveel heer lijke schuld te drukken, dat weinig of niets overbleef, om de bouw van een nieuw ziekenhuis ter hand te nemen. Toch kon in het groeiende Bergen de aanbouw van een ziekenhuis niet worden uitgesteld. Daarom grijpt heer Jan III van Glymes in. Hij besluit in Maart 1525 op eigen kosten een gebouw neer te zetten en dit te vol tooien en tegelijk benut hij die gelegenheid een geheel nieuw statuut of reglement samen te stellen. Als stich ting leeft dit St Elisabethsgasthuis voort in het huidige Algemeen Burger Gasthuis. 36

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1949 | | pagina 38