weinig of niets zou gespaard zijn. Een gedichtje uit de zeventiende eeuw luidt dan ook: „In het soetste van de Meye was tot Bergen groot geschreye 't verbrande alle stocken, staecken behalve Oliphant en Draecke". Kerk en toren schijnen bij deze ramp gespaard te zijn gebleven. Maar er is geen stadhuis meer en ook geen geld en de bestuurders staan voor de noodzakelijkheid een moratorium te treffen met de schuldeisers en lijf- rentebezitters van buiten de stad. Waar levensmoed is versaagt echter niemand, ook niet bij de ergste ruïnes. Jammer genoeg zijn de jaren rond 1420 moeilijke jaren, er is oorlog en twist in Brabant, waarvan Jacoba van Beieren de aanleidende oorzaak is. Jan metten lippen In deze strijd spelen enkele van de Heren van Bergen en hun verwanten een vrij belangrijke rol. De laatste die er wat mee te maken heeft is Jan van Glymes, die met de erfdochter van Bergen huwde. Met de zoon uit dit huwelijk komen stad en streek onder leiding van de man van formaat die zij nodig hebben: Jan II van Gly mes, bijgenaamd „metten lippen" (1417-1494). Van alle Bergse heren is zijn naam door de eeuwen heen het meest bekend gebleven. Deze populariteit blijkt doorgaans meer legendarisch dan historisch gefun deerd. Het is ook niet eenvoudig een behoorlijk idee te krijgen van deze edelman, omdat de meeste tijdgeno ten hem wel noemen, soms met aardige, tekenende 24

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1949 | | pagina 24