De Brabantse oever van Schelde en Eendracht uitlo
pende in het toen nog bestaande en bruikbare gedeelte
van de Striene kent in de oude bescheiden der 13e
eeuw de namen van havens als Borgvliet, Bergen,
Halsteren en Steenbergen.
In de Bergen op Zoomse gemeenschap van die dagen
vormen de schippers wel het belangrijkste element.
Schipper zijn betekent in de vroege middeleeuwen ech
ter tevens koopman en ondernemer zijn. Zij vormen het
oudste gilde van de stad. Tot de achttiende eeuw bleef
dit gilde aan dit feit, dat het 't eerste en oudste van de
meer dan twintig andere was, verschillende voorrechten
ontlenen.
Die oude loop van de Schelde heeft van deze havens
Bergen tot de plaats van samenkomst van allerlei koop
lieden gemaakt. Vooral toen de goede natuurlijke lig
ging nog werd begunstigd door belangrijke handels-
voorrechten.
In 1314 ziet Bergen haar overigens onbekende stads
keuren aangevuld en daarin is sprake van de Lakenhal,
welk gebouw we reeds noemden. Dat wijst op nijverheid
en handel. Vandaar dat we in 1357 aan tientallen koop
lui uit den vreemde staanplaatsen in de lakenhal zien
verhuurd. Vrijdom voor sommige tollen in Holland en
Zeeland verwerft de stad in 1327. Dit voorrecht wordt
later uitgebreid en vermeerderd. In 1365 krijgt de stad
van de Heer het Groot-Privilege, een hele serie voor
rechten, waarbij de Heer o.a. vastlegt, dat men een
Bergs poorter niet op de pijnbank mag leggen en wat
nog belangrijker is dat de stad tweemaal 's jaars een
vrije jaarmarkt mag houden.
Dat is een belangrijk voorrecht, want het doorbreekt de
gesloten huishouding der middeleeuwen. Gedurende
enkele weken geniet de koopman dezelfde handelsvrij-
22