ende water, bracht de schepraderen van een watermolen
in beweging, welke aanhoudend in werking kon blijven
voor de meelmaalderij. Dezelfde ordonnantie van 1510
gewaagt ook van de schoenmakers van Reimerswaal.
Slechts op zéér ongelijke voorwaarden, mochten door
vreemden op de Bergse weekmarkt schoenen verkocht
worden. De Reimerswalers waren toegelaten, mits hun
schoenwerk was gemaakt van goed leer, gevet en ge
keurd in een der hoofdsteden van Brabant, te Meche-
len of te Bergen op Zoom. Wanneer zij iedere 3 maan
den onder ede bevestigden, dat zij zich aan die voor
waarde gehouden hadden, werd daarmede genoegen
genomen.
Waarschijnlijk was hun product van grove makelij, het
welk wordt aangeduid met de naam „schlootzen", waar
onder we een schoenklomp hebben te verstaan.
De ambachten der bakkers (keure 20 Februari 1513) en
schoenmakers (keure 6 Maart 1473) waren dus even
eens van belang.
Resumerend meen ik te mogen zeggen, dat het een nor
male welvaart was, welke de stad genoot. Dat blijkt ook
uit de belastingen. Volgens Fruins „Archief van prelaat
en edelen van Zeeland", waren de belastingbij dragen
volgens de enquête van 1492 in het gewest Zeeland als
volgt verdeeld: Middelburg 25% Zierikzee 25%
Reimerswaal 10% Goes 10% Tholen 5% Vere
5% Vlissingen 3%. Een buitengewone draagkracht
is anders.
Reimerswaal had ook privileges, welke zijn economi
sche bloei moesten bevorderen. We noemen allereerst
dat van tolvrijdom door Holland en Zeeland in 1340
verleend.
Uit de archiefberichten van economische aard, zou ik
nog een andere conclusie willen trekken en wel deze,
141