deren blijkt iets van activiteit in de vreemde. Een vrijwel
totaal afgezocht terrein is dat van de handel met Enge
land en Frankrijk, waarvan de archieven ons enkele
berichten geven. Uit die gegevens kunnen we het vol
gende concluderen:
de betekenis van Reimerswaal is van ouder datum dan
die van Bergen op Zoom;
het schippersambacht (keure 18 April 1508) en dat der
zoutbereiders (keure 6 Juni 1491), blijken zéér voor
naam te zijn. Het feit, dat bij de stadsbrand van 1450
alleen al 32 zoutketen verloren gingen, zegt wel iets;
de uitvoer van meekrap overtreft beide vorige takken
van nijverheid. De bewerkers ervan vormden geen gil
de, doch sinds 19 September 1430 bestond een keur op
de mede (B.o.Z. 1441).
Uit de Bergen op Zoomse stadsarchieven blijkt, dat de
keurmeesters der meekrap van Steenbergen, Tholen,
Reymerswaal en Bergen op Zoom aanhoudend in laatst
genoemde stad te samen kwamen (meestal vlak voor een
jaarmarkt), waarschijnlijk om de onderlinge maatstaf
op gelijk peil te houden.
Uit het Bergse stadsarchief (wat van het Reimerswaalse
over was, verbrandde in Mei 1940) blijkt nog meer:
Op het Bergen op Zoomse jaarmarktterrein verwijlden
van 14841500 ook enkele drapeniers; later horen we
van een „tijnneghieter", tevoren van één „mesmaker".
Het drapeniersambacht, waarvan een keure uit 1363
bekend is, schijnt dus te Reimerswaal een belangrijk
gilde geweest te zijn. De Bergse weekmarkt trok echter
nog meer Reimerswalers en waarschijnlijk naast ver
kopers, ook kopers. Zij kwamen met brood en schoenen.
De levensmiddelen-voorziening was vroeger altijd een
zorgelijk iets. Voor het brood, dat in die dagen bij
139