zamen met de gemene armen, bezaten zij niet meer dan 121 gemet land. Aangezien het eigenlijke kasteel der Heren te Loodijke was, hadden deze geen behoefte aan een grootse woning in de stad. In 1387 verkocht Willem Hollander van Reymerswale zijn pand daarom aan de Zwarte- of Celle- zusters. Zij waren verplicht de zieken, in het hijzonder de pestlijders bij te staan en te verzorgen. Meer dan 15 geprofeste nonnen mochten er niet verblijven. Naast bijzondere giften hadden de Cellezusters verlof twee weefgetouwen te zetten, om daarop linnen te weven en daarmee de kost te verdienen (4 Dec. 1501). Een ander klooster was dat der Regulieren-Kanunniken (Windesheimers), in 1405 gesticht. Het heette „Para- disus Mariae" (Maria's hof) en werd in 1407 verplaatst naar een terrein buiten de Waterpoort. Uit dit klooster is nog een (copie) handschrift over, waarin een tijdge noot de watersnood van 1530 verhaalt, bij welke gele genheid genoemd klooster verdween. Voorts was er nog het St Petrus gasthuis. Bij de desbetreffende informatiën in 1567 door konink lijke commissarissen te Reimerswaal ingewonnen, wordt door de stadsregering aldaar verklaarddat er niemand „van qualiteit ofte reputacy, in officie ende eede van der stadt wesende" de prediking der nieuwe leer „eenichsins gevolcht heeft". Dat is een merkwaardige tegenstelling met andere Zeeuwse gemeenten, waar de vooraanstaan de personen, meestal, de nieuwe godsdienst zeer waren toegedaan. Dat Reimerswaal na 1572 toch geheel Protestant werd, is hieraan toe te schrijven, dat de ganse bevolking door de watervloeden van 1570 en 1572 is gevlucht naar vrijwel geheel hervormde milieu's en daar het oude ge loof verloor. 137

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1949 | | pagina 151