voorstellende, de andere een afbeelding van het H.
Kruis. Vermoedelijk is de eerste nog aanwezig op de
pastorie. De gouden remonstrans is in 1803 aangekocht
voor 397 gulden en zou volgens de overlevering zijn
opgegraven. Van een „monstrantia pellucida" gewaagt
de deken in 1628. De bronzen doopvont werd in 1920
opgegraven in een terrein achter de oude kerk. Blijkens
de dekenale verslagen was deze reeds in 1615 verborgen.
Een mede opgegraven koperen plaat verhaalt in zijn
opschrift: „Dese vonte is gemaect int jaer ons Hee-
re(n) XVc XLIX met soe(n) penni(n)gen gecome(n)
va(n) Henrick Fra(n)cke(n) die o(n)nooslyc ge/sla-
ge(n) was hier te Halster int jaer XVc XLVI de
XXVI dach in Octob(er) voor wiens ziele de kercke al/
hier sculdich is te doe(n) jaarl(ijks) ee(n) jaergetide
m(et) vigil(ien) ende misse va(n) req(ui)e(m). De
doopvont is van een zeer eenvoudige Renaissance-stijl,
hoog 210 cM. Het deksel wordt bekroond door het beeld
van de H. Martinus, de patroon der parochie in zijn ge
wone uitbeelding: te paard zittend snijdt hij met zijn
zwaard een gedeelte van zijn mantel en schenkt dat aan
een achter hem lopende bedelaar. Het beeld van St Mar
tinus was niet teruggevonden en is dus nieuw. Verder
vallen te vermelden drie bronzen vroeg-gothische kan
delaars rustend op leeuwen; een 15e eeuws kruis
beeldje; en een altaarschel. Deze kandelaars zijn af
gestaan aan het Bisschoppelijk Museum te Breda.
Het kapelletje ter ere van de H. Quirinus stond aan de
grote weg. Het is gebouwd in de tweede helft van de 15e
eeuw. Later verdween het, maar de traditie bleef leven
dig tot er in 1923 een gedenkplaat werd opgericht.
Het dorp Halsteren bestond voor 1795 uit verschillende
Heerlijkheden en Waterschappen, ieder met een eigen
schepenbank en eigen schepenhuis, al was dit voor 1600
131