Augustijn -- lid ener bekende Bergse pottenbakkers familie maar op de duur haalde het niet uit. Wel is Jan Adriaanse Augustijn er toe over gegaan z.g. „Keuls" en „Engels" aardewerk, bestaande uit koffiekannen, trekpotten, schotels, enz. te maken. Glanzend diepzwart of geel van kleur trekken deze nog in iedere oude inboe del en antiquairswinkel de aandacht. Kort daarop moeten de binnenlandse concurrenten Delft en Middelburg het ook afleggen. Voor een eigen merk, eveneens een versterking hunner positie, krijgen ze pas kans in 1814 en daarmee worden Oosterhout, Leur en Hoogstraten vastgezet. Zo geprotegeerd, konden ze het best tot 1860 volhouden. Bij de Augustijns zit echter altijd een zekere durf op dit gebied. In 1830 nam mej. Adriana Augustijn, fabrikante van zogenaamd Frankforts aardewerk, nog deel aan de tentoonstelling der Nationale Nijverheid te Brussel. De lijst van voorwerpen welke zij inzond omvat enkele folio vellen en begint met een z.g. „kunstdrinkens kan, waar uit niet kan gedronken wordengemaakt van Bergse aarde zijnde onverglaast gebakken, versierd aan de voorzijde met een wapen en op het deksel met de afbeel ding van een pelikaan hare jongen voedende, de beide versieringen van pijpaarde". Verder behoren tot haar inzending: een pan om haas te stoven, peterseliepotten, versierde bloem- en tabaks potten, een tabakscomfoor, kandelaars, scheerbekkens, breitobbetjes en eetbakjes voor gevogelte, chocolade- of punchketels, koffiekannen, theepotten, Jacoba-kanne- tjes, theestoofjes, soepterrines, melkkannen, boterpan- netjes, peperbussen, mosterdpotten, zoutvaten, tulband- vormen (van gemêleerde pot- en pijpaarde), rijstvor- men, broederpannen, bruine en gele met pijpaarde be schilderde schotels van allerlei model, zwarte diepe 126

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1949 | | pagina 138