dwijnen. Dit proces was in 1747 voltooid. Daarmee begint de derde periode in de geschiedenis van de pot- makerij. Aanvankelijk zijn er dan 12 en spoedig nog slechts 11 potmakerijen meer over. Deze blijven ongeveer een eeuw bestaan. Tussen 1878 en 1893 daalt dit aantal van 8 op 5, om allengs af te zakken tot 1. Deze potfabrieken hadden allen een naam en waren bijna allemaal gelegen langs de Dubbelstraat („de potteriekes"). Het waren de Kat (een der oudste en nu nog in bedrijf), de Gapert, De Duizend Vreezen, de Boom der Liefde, Het Rad van Avonturen, de Haan, de Klok en de Arend. Zij worden genoemd in een bijna vergeten Bergs rijmpje: de Vreezen doen beven de Lampe, die brandt, de Haan, die kraait de Boom, die waait het Rad, dat draait, de Kat, miauwt, de Gapert, die hapert, de Klokken, die luiden. Die elf potmakers van na 1750, zij halen de winst der eeuwen binnen. Terwijl hun voorouders met niets be gonnen, behoren zij in 1799 tot de deftigste en meest geziene burgers der stad en zien met minachting op hun voorgangers neer. Die elf, zij vormen een ware economische macht, vooral, wanneer met onderling goedvinden, een regeling tot stand komt, door hen „de Klagt" genoemd, waardoor ieder hunner een regelmatige, vrijwel evengrote afzet is gegarandeerd. Op de regeling van dit interessante en merkwaardige stelsel gaan we hier niet in. De gevolgen van de organieke bedrijfsregeling dienen 124

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1949 | | pagina 136