III. DE POTMAKERS angezien we in dit geschrift een poging doen iets vast te leggen van de historie en schoonheid van Bergen op Zoom, mag zeker niet verzuimd worden te spreken over het meest typische ambacht, dat in deze stad zulk een grote bloei beleefde en dat juist op het punt stond te verdwijnen, toen het door de jongste oorlog weer tot leven kwam, n.1. de potmakerij. Overvloedige aanwezigheid van geschikte potaarde in de West-Brabantse bodem, zal reeds in ver verleden dagen aanleiding gegeven hebben tot het maken van allerlei gebruiksaardewerk. Een druk beoefend vak is hét niet geweest. Wanneer de gilden of ambachten na de grote stadsbrand van 1397 alle op dezelfde dag hun keuren krijgen uitgereikt komen daar de potmakers niet bij voor. De eerste keure van het potmakersambacht dateert van 1435. In die tussentijd is er echter iets ge beurd. De poortersboeken vermelden van 1413 bijna ieder jaar het poorter worden van een potmaker, meestal afkomstig uit Vlaanderen (Hulst, Aardenburg, Brugge) alwaar ook eeuwen lang hetzelfde goed is gemaakt als te Bergen op Zoom. Met de vanouds gevestigde pottebakkers werd het in 1435 waarschijnlijk de moeite waard het potsmakersam- bacht van keuren te voorzien, wat in wezen natuurlijk niets anders betekende dan het vastleggen van het ge woonterecht. Het feitenmateriaal, dat ons uit de vijftiende eeuw over dit ambacht bewaard bleef, is enigszins van tegenstrij dige aard. Enerzijds wijst het ontbreken van een mees terproef voor dit ambacht op een zeker dilettantisme, anderzijds doet de omstandigheid, dat Bergse schippers in 1466 met de producten van hun stadgenoten naar 120

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1949 | | pagina 132