heid, in het bijzonder de belangrijkste bewerking: het verven. Zowel de naam Blauwe Hand als de verdwenen straatnamen Cammer-, Volder- en Verwerstraat in dit oostelijk stuk wijzen op deze nijverheid, die tussen 1300 en 1450 moet hebben gebloeid. Dientengevolge vinden we in dit stadsgedeelte in de tweede helft van de 15e eeuw nog grote open terreinen. Dat blijkt duidelijk als bijv. in 1464 grond wordt weggeschonken aan de Minderbroeders-Observanten. Vóór de lakenindustrie hier van betekenis werd zal dit gedeelte niet tot de oude stadskern hebben behoord. Er zijn echter meer bijzondere bewijzen om aan te tonen, waar we de oudste stadskern moeten zoeken. Aan de ligging van de oude openbare en kerkelijke gebou wen is uit te maken, hoever de stad in haar jeugd reikte. Aan de grens is zeker in 1246 gelegen het gast- en gastenhuis, welk gebouw tegenwoordig in de volksmond „het Hospitaal" is geheten, doch oorspronkelijk de naam droeg van St Maartenskapel. Een acte uit 1305 vermeldt dit gebouw opnieuw en volgens een ander charter staat in 1355 vlak daarbij de waag, die de volks mond nog altijd op dezelfde plaats zoekt. De kerk met haar eigen rechtsgebied ligt aan de rand der villa. Vóór haar ligt het ruime marktplein, dat we groter moeten denken dan nu het geval is. Nog op de oudste stedelijke plattegrond (1565) hebben de panden aan de Westzijde van de Markt en ook van de Fortuinstraat en Steenbergsestraat het karakter van eindbebouwing. De Westkant van de Steenbergsestraat heeft dat karakter tot in de 19e eeuw bewaard. Achter deze huizen zijn grote tuinen en de panden later in de Potterstraat opgericht passen vrij precies aan bij de begrenzingen van de Marktpercelen, welke soms nog recht van doorgang hebben. Dit verschijnsel klopt met 14

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1949 | | pagina 12