inname der stad door de Fransen in 1747. In de morgen
van de 20e Juli raakte de grote kerk in brand en niet
tegenstaande alle moeite die werd aangewend, greep het
vuur met zulk een kracht om zich heen, dat het gewelf
dat reeds veel te lijden had gehad van bommen en
kogels, om twaalf uur 's middags bezweek en ook de
toren instortte. Waarschijnlijk is een of andere spring
stof door de gloeiende kogels tot ontploffing gekomen,
anders is het niet verklaarbaar dat, zoals dominee
Jansen schrijft, de pilaren van de kerk naar elkaar
toevielen en tot puin verbrijzeld werden. Deze aange
richte verwoesting heeft C. Pronk vastgelegd op de gra
vures, die moesten dienen als illustratiemateriaal voor
het bekende werkje, dat verscheen als supplement op de
Vaderlandse Historie van Wagenaar.
Wat bij deze belegering in puin verging, is alleen het
oude kerkgebouw van vóór 1480. De latere aanbouw
was tevoren al ten offer gevallen aan de zucht tot
afbraak van alles waar men niet goed raad mee wist
Reeds in 1582 werden de nodige natuurstenen bogen,
raamomlijstingen en pilaren verkocht. Het glas dat er
nog in stond gebruikte men om het oude kerkgebouw te
dichten. Om te voorkomen dat het ijzerwerk door het
volk werd gestolen werd het door het stadsbestuur ge
bruikt. Om dezelfde reden laat het ook de leien en het
houtwerk van een bepaald onderdeel wegnemen. Na de
storm van 1607 werden zelfs de bekapping, de steun
beren en een gedeelte van de muur weggenomen. Na
het beleg van 1622 valt in Juni 1623 het besluit de zuilen
en de verbindingsbogen op te ruimen. De ingrijpende
verbetering van de vesting volgens het plan Coehoorn,
112