stad- en kerkbestuur door het vestigen van lijfrenten
meer geld bijeen te krijgen, tevens worden sommige
accijnsen verhoogd en geestelijke gunsten in uitzicht
gesteld voor diegenen, die op een of andere wijze de
bouw der kerk steunen.
Als „appelleerder" (uitvoerder) onder Antonius Kelder
mans benoemt de stad 3 Januari 1504 meester Jan van
der Talen uit Nederhockesele en uit de kerkrekening
1505 blijkt, dat er onder zijn leiding hard is gewerkt.
Jan van der Talen (ook Jan Tael genoemd) is echter
voor alles steenhouwer en metselaar. Het timmerwerk
komt 5 Maart 1506 onder leiding van de nieuwe stads
timmerman Jan Schaers (Schers) uit Mechelen, die
daarvoor ook het bestek opmaakt.
Wanneer er in 1508 weer geldgebrek dreigt, verhoogt
de stad de accijnsen op tarwe en bier en nemen na een
hartelijk herderlijk woordje van heer Seger, de pastoor,
enkele burgers de collectezak ter hand, om de gelden te
vergaren voor de voltooiing der kerk. Waarschijnlijk
hadden ze succes, na de dood van Jan van der Talen
neemt zijn zoon Hendrik in 1509 diens taak over. Een
dergelijke benoeming toch is nutteloos, wanneer men
geen kans ziet althans een belangrijk deel van de plan
nen uit te voeren. Een belangrijk deel, want het volledige
plan gaat de financiële draagkracht te boven. Immers,
omdat „tselve werck seere swaire vallen sal ende
dairomme nemmermeer volbracht werden en mach
zonder groote hulpe ende bijstant van den goeden men-
schen die huere caritate ende goede duecht dertoe doen",
vraagt en krijgt Jan III van Karei V in 1518 verlof een
loterij te houden. Door het gehele land gaat de mare,
welke kostelijke zilveren kunstvoorwerpen te winnen
zijn.
De benoemingen en nauwkeurige instructies van de uit-
105