de kosten van het materiaal niet bij inbegrepen. Zeker veertigduizend bakstenen waren bijv. met deze arbeid gemoeid, teneinde het altaar meer fundament te geven en omhoog te brengen. Deze verplaatsing van het hoog altaar was noodzakelijk omdat het stadsbestuur datzelfde jaar nog een andere verfraaiing liet aanbrengen. Meester Andries Keldermans uit Mechelen en zijn zoon Antonius blijken in 1472 voor 127 pond grote Vlaams aannemers voor het plaatsen van een oxaal voor het priesterkoor. Ook dit is slechts arbeidsloon voor de ontwerper. Het materiaal, waaronder bijv. 118 voet natuursteen, in de vorm van „gebande trapsteen", kostte nog minstens evenveel. Een der vaklieden beeldhouwde bovendien enkele leeuwen voor het hoogaltaar. Voorts wordt in 1474 een nieuw koorgestoelte geplaatst, onmisbaar voor de kanunniken bij hun dagelijks koor gebed. Dit was eveneens een werkstuk van meester Joose van Breda, door deze aangenomen voor de som van 200 Rijnse guldens. Uit de bewoordingen van de stedelijke rekening valt op te maken, dat bij de plaatsing van het oxaal vooral de jonge Antonius Keldermans de leiding had. Blijkbaar was dit een figuur, die de stad in de gegeven omstan digheden slecht kon missen, vooral omdat in 1474 Everard Spoorwater, de voormalige „wercmeester" was overleden. In deze vacature wordt in 1476 voorzien door de benoeming van Antonius Keldermans. Zijn werk omvat het maken van tekening en bestek van de grotere plannen, die de stad wil uitvoeren, de architectuur dus van de stedelijke openbare werken. De practische uit voering is in handen van anderen, welke echter over grote vakbekwaamheid beschikken. In 1476 zijn de verschillende werkzaamheden voltooid. Dan pas worden de stenen trappen in het hoogkoor 103

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1949 | | pagina 113