doch het is zeker, dat de stenen romp van de toren er in ieder geval stond. Krachtens haar architectuur zal ze van de laatste helft der veertiende eeuw dateren. Toen de kerk in 1747 instortte kwamen aan de kerkzijde van de toren drie „moeten" zichtbaar, welke de veron derstelling wettigen, dat van verschillende bouwperioden mag gesproken worden. Dat wordt door de nog voor handen gegevens bevestigd. Het brede schip doet een éénbeukige kerk veronder stellen, waaraan later de zijbeuken zijn gebouwd, bij welke gelegenheid ook de toren geheel werd ingebouwd. Het puntdak van de oude kerk en de balkgaten van de houten kap zijn vrij goed zichtbaar op een der tekenin gen die Pronk van de ruïnes maakte. Uit het feit, dat hertog Jan IV van Brabant, tijdens zijn bezoek in 1422 aan Bergen op Zoom, de metselaars een vrij hoog drinkgeld laat uitreiken, is de conclusie te trekken, dat er in dat jaar aan de kerk belangrijke, doch niet nader te bepalen werkzaamheden plaats hadden. De milddadigheid van de Bergse Heer Jan I van Glymes stelt de kerk in staat, aan haar dienst een kapittel te verbinden, welks oprichting in 1442 Pauselijke goed keuring verkreeg. De aanstelling van een aantal kanun niken dwingt tot vergroting van het kerkgebouw. Uit de aankoop van huizen en erven achter het priesterkoor van de kerk valt op te maken, dat toen een groter koor omgang met enkele straalkapellen moet zijn gebouwd. Deze werkzaamheden stonden onder leiding van meester Everard Spoorwater, de opvolger van Appelmans als bouwmeester van de Lieve Vrouwekerk te Antwerpen. In dezelfde jaren verricht meester Jan Spoorwater, een Bergse metselaar, allerlei werkzaamheden aan de water putten, de Grebbe, stadstorens, etc. De vraag rijst: zijn Everard en Jan familieleden? Komen ze beiden uit 99

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1949 | | pagina 109